Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- Drang:
- dringen:
-
Wiktionary:
- Drang → oppression, pression
- Drang → pulsion
- dringen → pénétrer, insister
- dringen → contraindre, imposer, obliger, pousser
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
dérangé:
- verrückt; gestört; blöd; geisteskrank; meschugge; übergeschnappt; dämlich; idiotisch; irre; wahnsinnig; stumpfsinnig; bescheuert; irrsinnig; lächerlich; idiotenhaft; geistesschwach; bekloppt; wirr; wahnwitzig; närrisch; blödsinnig; unsinnig; blöde; töricht; verstört; unvernünftig; unordentlich; ungeordnet; chaotisch; nicht organisiert; hirnverbrannt; wüst
-
Wiktionary:
- dérangé → wahnsinnig, verrückt, geisteskrank
Duits
Uitgebreide vertaling voor Drang (Duits) in het Frans
Drang:
-
der Drang (Andrang)
Vertaal Matrix voor Drang:
Synoniemen voor "Drang":
Drang vorm van dringen:
-
dringen (schieben)
pousser; bousculer-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
bousculer werkwoord (bouscule, bouscules, bousculons, bousculez, bousculent, bousculais, bousculait, bousculions, bousculiez, bousculaient, bousculai, bousculas, bouscula, bousculâmes, bousculâtes, bousculèrent, bousculerai, bousculeras, bousculera, bousculerons, bousculerez, bousculeront)
-
-
dringen (andringen; durchsetzen)
insister; pousser; forcer à-
insister werkwoord (insiste, insistes, insistons, insistez, insistent, insistais, insistait, insistions, insistiez, insistaient, insistai, insistas, insista, insistâmes, insistâtes, insistèrent, insisterai, insisteras, insistera, insisterons, insisterez, insisteront)
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
forcer à werkwoord
-
Conjugations for dringen:
Präsens
- dringe
- dringst
- dringt
- dringen
- dringt
- dringen
Imperfekt
- drang
- drangst
- drang
- drangen
- drangt
- drangen
Perfekt
- bin gedrungen
- bist gedrungen
- ist gedrungen
- sind gedrungen
- seid gedrungen
- sind gedrungen
1. Konjunktiv [1]
- dringe
- dringest
- dringe
- dringen
- dringet
- dringen
2. Konjunktiv
- dränge
- drängest
- dränge
- drängen
- dränget
- drängen
Futur 1
- werde dringen
- wirst dringen
- wird dringen
- werden dringen
- werdet dringen
- werden dringen
1. Konjunktiv [2]
- würde dringen
- würdest dringen
- würde dringen
- würden dringen
- würdet dringen
- würden dringen
Diverses
- dring!
- dringt!
- dringen Sie!
- gedrungen
- dringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor dringen:
Synoniemen voor "dringen":
Wiktionary: dringen
dringen
dringen
verb
-
obliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
Mettre quelqu’un dans l’obligation de faire ou de dire quelque chose. (Sens général).
-
Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.
Verwante vertalingen van Drang
Frans
Uitgebreide vertaling voor Drang (Frans) in het Duits
dérangé:
-
dérangé (idiot; fou; farfelu; imbécile; bête; frénétique; loufoque; dingue; toqué; perturbé; sot; stupide; délirant; idiotement; débile; dément; effréné; cinglé; follement; troublé; absurde; sottement; d'une manière imbécile)
verrückt; gestört; blöd; geisteskrank; meschugge; übergeschnappt; dämlich; idiotisch; irre; wahnsinnig; stumpfsinnig; bescheuert; irrsinnig; lächerlich; idiotenhaft; geistesschwach; bekloppt; wirr; wahnwitzig; närrisch; blödsinnig; unsinnig; blöde; töricht; verstört; unvernünftig-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
gestört bijvoeglijk naamwoord
-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
geisteskrank bijvoeglijk naamwoord
-
meschugge bijvoeglijk naamwoord
-
übergeschnappt bijvoeglijk naamwoord
-
dämlich bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
wahnsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
bescheuert bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
idiotenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
bekloppt bijvoeglijk naamwoord
-
wirr bijvoeglijk naamwoord
-
wahnwitzig bijvoeglijk naamwoord
-
närrisch bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
unsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
töricht bijvoeglijk naamwoord
-
verstört bijvoeglijk naamwoord
-
unvernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
dérangé (désordonné; inorganisé; sans ordre; non syndiqué)
unordentlich; ungeordnet; chaotisch; nicht organisiert-
unordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungeordnet bijvoeglijk naamwoord
-
chaotisch bijvoeglijk naamwoord
-
nicht organisiert bijvoeglijk naamwoord
-
-
dérangé (folle; imbécile; fou; dingue; frénétique; absurde; perturbé; stupide; effréné; bête; sottement; idiotement; sot; farfelu; débile; dément; idiot; cinglé; délirant; follement; troublé; loufoque; toqué; d'une manière imbécile)
blöde; verrückt; blöd; idiotisch; irre; lächerlich; dämlich; blödsinnig; bescheuert; gestört; bekloppt; wahnsinnig; närrisch; unvernünftig; irrsinnig; verstört; unsinnig; geisteskrank; hirnverbrannt; geistesschwach; idiotenhaft-
blöde bijvoeglijk naamwoord
-
verrückt bijvoeglijk naamwoord
-
blöd bijvoeglijk naamwoord
-
idiotisch bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
dämlich bijvoeglijk naamwoord
-
blödsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
bescheuert bijvoeglijk naamwoord
-
gestört bijvoeglijk naamwoord
-
bekloppt bijvoeglijk naamwoord
-
wahnsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
närrisch bijvoeglijk naamwoord
-
unvernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
verstört bijvoeglijk naamwoord
-
unsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
geisteskrank bijvoeglijk naamwoord
-
hirnverbrannt bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
idiotenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
dérangé (en désordre; désordonné; négligé; sans ordre; mal soigné)
unordentlich; chaotisch; ungeordnet; wüst-
unordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
chaotisch bijvoeglijk naamwoord
-
ungeordnet bijvoeglijk naamwoord
-
wüst bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor dérangé:
Synoniemen voor "dérangé":
Wiktionary: dérangé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dérangé | → wahnsinnig; verrückt; geisteskrank | ↔ insane — exhibiting unsoundness or disorder of mind |