Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Bonbon

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Bonbon

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Bonbon:
- bouchées de chocolat; pastilles; chocolats; pastilles de chocolat
- chocolat; morceau de chocolat
Wiktionary:
- Bonbon → bonbon
- Bonbon → bonbon, sucrerie

Frans naar Duits: Meer gegevens...

bonbon:
- Kandis; Karamelle
Wiktionary:
- bonbon → Bonbon, Zeltli, Zuckerl
- bonbon → Konfekt, Bonbon

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bonbon (Duits) in het Frans

Bonbon:

Bonbon [das ~] zelfstandig naamwoord

Bonbon
la bouchées de chocolat; la pastilles; le chocolats; la pastilles de chocolat
- bouchées de chocolat [la ~] zelfstandig naamwoord
- pastilles [la ~] zelfstandig naamwoord
- chocolats [le ~] zelfstandig naamwoord
- pastilles de chocolat [la ~] zelfstandig naamwoord

Bonbon [die ~] zelfstandig naamwoord

die Bonbon (Schokolade; Schokoladenplätzchen)
le chocolat; le morceau de chocolat
- chocolat [le ~] zelfstandig naamwoord
- morceau de chocolat [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bonbon:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bouchées de chocolat	Bonbon
chocolat	Bonbon; Schokolade; Schokoladenplätzchen	Praline; Riegel; Schokolade; Schokoladenmilch; Schokoladenplätzchen; Schokoladenriegel; Schokoladepraline; heiße Schokolade
chocolats	Bonbon	Schokoladenplätzchen
morceau de chocolat	Bonbon; Schokolade; Schokoladenplätzchen
pastilles	Bonbon	Schokoladenplätzchen
pastilles de chocolat	Bonbon	Schokoladenplätzchen

Synoniemen voor "Bonbon":

Klümpchen; Zuckerl; Leckerei; Naschereien; Naschkram; Naschwerk; Schleckerei; Süßes; Süßigkeiten; Süßwaren; Zuckerwaren

Wiktionary: Bonbon

Bonbon

noun

eine beim Lutschen im Mund zergehende Süßigkeit
- Bonbon → bonbon

Bonbon

noun

confiserie|fr sucrerie, friandise faite avec du sucre. Dans le langage des enfants, ce mot désigne toute sorte de friandise.
- bonbon → Bonbon; Zeltli; Zuckerl

Cross Translation:

From	To	Via
• Bonbon	→ bonbon; sucrerie	↔ candy — piece of candy

Frans

Uitgebreide vertaling voor Bonbon (Frans) in het Duits

bonbon:

bonbon [le ~] zelfstandig naamwoord

le bonbon (candi; friandises; friandise; gourmandises)
der Kandis
- Kandis [der ~] zelfstandig naamwoord
le bonbon (caramel)
die Karamelle
- Karamelle [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bonbon:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kandis	bonbon; candi; friandise; friandises; gourmandises
Karamelle	bonbon; caramel	caramel; caramel mou; caramel à beurre

Synoniemen voor "bonbon":

berlingot; friandise; sucrerie; confiserie; douceur; dragée; praline; caramel; sucre; fondant; chocolat; cacao; gourmandise; gâterie; pastille; pâte; comprimé; tablette; cachet

Wiktionary: bonbon

bonbon

noun

confiserie|fr sucrerie, friandise faite avec du sucre. Dans le langage des enfants, ce mot désigne toute sorte de friandise.
- bonbon → Bonbon; Zeltli; Zuckerl

bonbon

noun

eine beim Lutschen im Mund zergehende Süßigkeit
- Bonbon → bonbon

Cross Translation:

From	To	Via
• bonbon	→ Konfekt; Bonbon	↔ candy — piece of candy

Verwante vertalingen van Bonbon