Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal zurückzaudern

Vertaal zurückzaudern van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zurückzaudern:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zurückzaudern (Duits) in het Frans

zurückzaudern:

zurückzaudern werkwoord

  1. zurückzaudern (zurückschrecken; zurückzucken; zurückfahren; zurückscheuen; zurückprallen)
    reculer devant; décroître; diminuer; avoir un mouvement de recul; se décourager; caner; perdre courage
    • reculer devant werkwoord
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • se décourager werkwoord
    • caner werkwoord
    • perdre courage werkwoord

Vertaal Matrix voor zurückzaudern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diminuer Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
décroître Absterben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir un mouvement de recul zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
caner zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
diminuer zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken abbauen; abnehmen; abrutschen; abschwächen; aus Zink; beschränken; die Ausgaben einschränken; durchfallen; durchrasseln; einkürzen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; fortnehmen; galvanisieren; geringer werden; herabmindern; herabsacken; herabsetzen; herunterrutschen; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; mit Masse benutzen; mässigen; nachlassen; reduzieren; sausen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; segeln; senken; setzen; sich einschränken; sickern; sinken; sparen; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versenken; versiegen; versinken; verzinken; wegnehmen; weniger werden; zinken; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen
décroître zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken abbauen; abnehmen; abrutschen; abschwächen; aus Zink; beschränken; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; fortnehmen; galvanisieren; geringer werden; herabmindern; herabsacken; herabsetzen; herunterrutschen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; sausen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versenken; versiegen; versinken; verzinken; wegnehmen; weniger werden; zinken; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen
perdre courage zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken es gar nicht mehr wissen; mutlos werden; versagen
reculer devant zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken befürchten; fürchten; zurückschrecken vor
se décourager zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken es gar nicht mehr wissen; mutlos werden; versagen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0809 seconde
Page rendered in 1.0 seconds