Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal zogen

Vertaal zogen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zeigen:
  2. ziehen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zogen (Duits) in het Frans

zeigen:

zeigen werkwoord (zeige, zeigst, zeigt, zog, zogt, gezogen)

  1. zeigen (sehen lassen; präsentieren; aufweisen; )
    présenter; montrer; faire voir; exposer; offrir
    • présenter werkwoord (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • faire voir werkwoord
    • exposer werkwoord (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • offrir werkwoord (offre, offres, offrons, offrez, )
  2. zeigen (ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zur Schau stellen)
    montrer; présenter; faire étalage de; exposer; étaler; faire voir; exhiber
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • présenter werkwoord (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • faire étalage de werkwoord
    • exposer werkwoord (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
    • faire voir werkwoord
    • exhiber werkwoord (exhibe, exhibes, exhibons, exhibez, )
  3. zeigen (zeugen von; vorzeigen)
    montrer; manifester; démontrer
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • manifester werkwoord (manifeste, manifestes, manifestons, manifestez, )
    • démontrer werkwoord (démontre, démontres, démontrons, démontrez, )
  4. zeigen (darbieten; präsentieren; vorzeigen; )
    présenter; montrer; exposer; faire voir; proposer
    • présenter werkwoord (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, )
    • exposer werkwoord (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • faire voir werkwoord
    • proposer werkwoord (propose, proposes, proposons, proposez, )
  5. zeigen (prahlen; auffallen; glänzen; prunken; zur Schau stellen)
    étaler; se pavaner; parader; faire des chichis; fleurer; faire étalage de
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
    • se pavaner werkwoord
    • parader werkwoord (parade, parades, paradons, paradez, )
    • faire des chichis werkwoord
    • fleurer werkwoord (fleure, fleures, fleurons, fleurez, )
    • faire étalage de werkwoord
  6. zeigen (zur Schau stellen; prunken)
    étaler
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
  7. zeigen
    pointer
    • pointer werkwoord (pointe, pointes, pointons, pointez, )

Conjugations for zeigen:

Präsens
  1. zeige
  2. zeigst
  3. zeigt
  4. zeigen
  5. zeigt
  6. zeigen
Imperfekt
  1. zog
  2. zogst
  3. zog
  4. zogen
  5. zogt
  6. zogen
Perfekt
  1. habe gezogen
  2. hast gezogen
  3. hat gezogen
  4. haben gezogen
  5. habt gezogen
  6. haben gezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. zeige
  2. zeigest
  3. zeige
  4. zeigen
  5. zeiget
  6. zeigen
2. Konjunktiv
  1. zöge
  2. zögest
  3. zöge
  4. zögen
  5. zöget
  6. zögen
Futur 1
  1. werde zeigen
  2. wirst zeigen
  3. wird zeigen
  4. werden zeigen
  5. werdet zeigen
  6. werden zeigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zeigen
  2. würdest zeigen
  3. würde zeigen
  4. würden zeigen
  5. würdet zeigen
  6. würden zeigen
Diverses
  1. zeig!
  2. zeigt!
  3. zeigen Sie!
  5. gezogen
  6. zeigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zeigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
démontrer vorzeigen; zeigen; zeugen von annehmen; anschaulich machen; aufstellen; aufzeigen; behaupten; belegen; beweisen; demonstrieren; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; erweisen; feststellen; konstatieren; nachweisen; veranschaulichen; vorweisen; vorzeigen
exhiber ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen
exposer anbieten; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen aufdecken; aufklären; aufmachen; aufschlagen; aufschließen; auseinandersetzen; ausgraben; aushängen; auslegen; ausstellen; bloßlegen; darbieten; darstellen; entriegeln; enttarnen; erklären; freilegen; interpretieren; klären; verdeutlichen; verfügbar machen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen; öffnen
faire des chichis auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen
faire voir anbieten; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen
faire étalage de auffallen; ausstellen; glänzen; prahlen; prunken; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen ausstellen; zur Schau stellen
fleurer auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen riechen; stinken
manifester vorzeigen; zeigen; zeugen von aufzeigen; ausdrücken; ausstellen; belegen; beweisen; erweisen; in Worte fassen; manifestieren; mitteilen; nachweisen; sich aus drücken; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen; äußern
montrer anbieten; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zeugen von; zur Schau stellen ans licht kommen; anschaulich machen; anweisen; anzeigen; aufklären; aufmerksam machen; aufzeigen; aushusten; ausspucken; ausstellen; bekanntgeben; bekanntmachen; belegen; benachrichtigen; beweisen; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; eintreten; erscheinen; erweisen; etwas andeuten; etwas zeigen; heraufkommen; hervor holen; hervor ziehen; hervorbringen; hinweisen; informieren; nachweisen; signalisieren; veranschaulichen; veröffentlichen; vorweisen; vorzeigen; zum Vorschein bringen; zur Schau stellen
offrir aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anbieten; anrichten; auftischen; auftragen; ausschreiben; bedienen; bieten; darbieten; darreichen; dienen; donieren; einen ausgeben; einreichen; geben; gießen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; offerieren; präsentieren; reichen; schenken; servieren; stiften; verschenken; vorlegen; vorsetzen; weggeben
parader auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen flanieren; paradieren; schlendern; spazieren; spazierengehen; streunen; trödeln
pointer zeigen abstempeln; ankreuzen; anspitzen; ausnehmen; darauf zeigen; die Uhr stechen; gellen; kennzeichnen; markieren; merken; spitzen; stempeln; zeichnen; zuspitzen
proposer anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen Geld einbringen; Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anbieten; annehmen; anschneiden; aufs Tapet bringen; aufwerfen; ausschreiben; einbringen; einen Vorschlag machen; einreichen; empfehlen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; mutmaßen; offerieren; postulieren; präsentieren; raten; schätzen; suggerieren; unterbreiten; vermuten; vorbringen; vorlegen; vorschlagen; vorsetzen; vortragen; vorweisen; zur Rede bringen; zur Sprache bringen
présenter anbieten; aufweisen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen anbieten; anmelden; anrichten; aufs Tapet bringen; auftischen; auftragen; ausdrücken; ausstellen; bedienen; bieten; darreichen; dienen; einbringen; einfühlen; einkleiden; einleben; einreichen; einschreiben; eintragen; empfehlen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; formulieren; fühlen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; in Worte fassen; mitleben; offerieren; präsentieren; raten; reichen; servieren; unterbreiten; vorbringen; vorlegen; vorschlagen; vorsetzen; vorstellen; vortragen; vorweisen; zur Schau stellen; zur Sprache bringen
se pavaner auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
étaler auffallen; ausstellen; glänzen; prahlen; prunken; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen auffallen; ausdehnen; aushängen; auslegen; ausreiben; ausstechen; ausstellen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; bereitlegen; bereitstellen; darbieten; darstellen; entfalten; falten; hinausragen; offenfalten; schwellen; streuen; verteilen; vorführen; vorspringen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen; zurechtlegen; überragen

Synoniemen voor "zeigen":


Wiktionary: zeigen

zeigen
verb
  1. di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen
  2. auf etwas zeigen: (meist mit dem Finger) in die Richtung von etwas deuten
zeigen
Cross Translation:
FromToVia
• zeigen → exposer ↔ exhibit — display or show (something) for others to see
• zeigen → pointer; indiquer ↔ point — to extend finger
• zeigen → montrer ↔ show — display
• zeigen → démontrer ↔ show — indicate (a fact) to be true
• zeigen → montrer ↔ vertonen — laten zien
• zeigen → révéler; montrer ↔ uitwijzen — de waarheid aan het licht brengen
• zeigen → montrer ↔ tonen — laten zien
• zeigen → désigner; indiquer ↔ aanduiden — aanwijzen
• zeigen → indiquer; montrer ↔ wijzen — (inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden

ziehen:

ziehen werkwoord (ziehe, ziehst, zieht, zog, zogt, gezogen)

  1. ziehen (reißen; zerren)
    arracher; donner une secousse; tirer fort
    • arracher werkwoord (arrache, arraches, arrachons, arrachez, )
    • tirer fort werkwoord
  2. ziehen
    faire un courant d'air; provoquer un courant d'air; avoir des courants d'air
  3. ziehen
    faire glisser
  4. ziehen
    créer
    • créer werkwoord (crée, crées, créons, créez, )
  5. ziehen (züchten; fortpflanzen; hervorbringen)
    élever; faire l'élevage de
    • élever werkwoord (élève, élèves, élevons, élevez, )
  6. ziehen (entlehnen; leihen; entnehmen; )
    tirer de; extraire
    • tirer de werkwoord
    • extraire werkwoord (extrais, extrait, extrayons, extrayez, )
  7. ziehen (aufziehen; hissen; hochziehen)
    lever; hisser
    • lever werkwoord (lève, lèves, levons, levez, )
    • hisser werkwoord (hisse, hisses, hissons, hissez, )
  8. ziehen (züchten; erzeugen; kultivieren; )
    produire; cultiver
    • produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, )
    • cultiver werkwoord (cultive, cultives, cultivons, cultivez, )
  9. ziehen (schleppen; zerren; fortziehen)
    traîner; tirer
    • traîner werkwoord (traîne, traînes, traînons, traînez, )
    • tirer werkwoord (tire, tires, tirons, tirez, )
  10. ziehen (einschnupfen; schnauben; schnüffeln; )
    aspirer; renifler; fumer par les poumons; respirer; inhaler
    • aspirer werkwoord (aspire, aspires, aspirons, aspirez, )
    • renifler werkwoord (renifle, renifles, reniflons, reniflez, )
    • respirer werkwoord (respire, respires, respirons, respirez, )
    • inhaler werkwoord (inhale, inhales, inhalons, inhalez, )

Conjugations for ziehen:

Präsens
  1. ziehe
  2. ziehst
  3. zieht
  4. ziehen
  5. zieht
  6. ziehen
Imperfekt
  1. zog
  2. zogst
  3. zog
  4. zogen
  5. zogt
  6. zogen
Perfekt
  1. habe gezogen
  2. hast gezogen
  3. hat gezogen
  4. haben gezogen
  5. habt gezogen
  6. haben gezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. ziehe
  2. ziehest
  3. ziehe
  4. ziehen
  5. ziehet
  6. ziehen
2. Konjunktiv
  1. zöge
  2. zögest
  3. zöge
  4. zögen
  5. zöget
  6. zögen
Futur 1
  1. werde ziehen
  2. wirst ziehen
  3. wird ziehen
  4. werden ziehen
  5. werdet ziehen
  6. werden ziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ziehen
  2. würdest ziehen
  3. würde ziehen
  4. würden ziehen
  5. würdet ziehen
  6. würden ziehen
Diverses
  1. zieh!
  2. zieht!
  3. ziehen Sie!
  5. gezogen
  6. ziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ziehen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arracher reißen; zerren; ziehen abbrechen; abklemmen; abreißen; abstauben; abstäuben; abtragen; abtrennen; abwracken; auseinanderreißen; ausladen; ausreißen; enteignen; entlocken; entnerven; entreißen; entwenden; entziehen; entzweireißen; fertigbringen; ganz kaputt und auseinander holen; herausreißen; in Fetzen zerreißen; kaputtziehen; klauen; losreißen; niederreißen; pflücken; rauben; schaffen; stehlen; umblasen; umreißen; umstoßen; umwehen; wegreißen; wegrücken; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen
aspirer abholen; auffischen; aufholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen absaugen; absorbieren; annehmen; anstreben; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen; beabsichtigen; bezwecken; der Meinung sein; durch die Nase einziehen; einziehen; erstreben; herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen; verlangen
avoir des courants d'air ziehen
créer ziehen anfertigen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; bilden; deichseln; einrichten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erbauen; erfinden; errichten; erschaffen; erstellen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; formen; formieren; gestalten; herrichten; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; organisieren; produzieren; regeln; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; veranstalten; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen
cultiver anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten abbauen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; inBetriebsetzen; schaffen; zivilisieren
donner une secousse reißen; zerren; ziehen
extraire abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen Drillthrough ausführen; Pull ausführen; auschecken; einen Auszug machen; extrahieren; kopieren
faire glisser ziehen schieben; streichen; weiterschieben
faire l'élevage de fortpflanzen; hervorbringen; ziehen; züchten
faire un courant d'air ziehen
fumer par les poumons abholen; auffischen; aufholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen den Rauch in die Lunge einatmen; inhalieren
hisser aufziehen; hissen; hochziehen; ziehen anheben; anziehen; aufbringen; aufheben; aufholen; aufwinden; aufziehen; ausheben; emporheben; emporziehen; erheben; heben; hinaufbringen; hinaufführen; hissen; hochheben; hochkrempeln; hochnehmen; hochziehen; mit Takelwerke versehen; takeln; winden
inhaler abholen; auffischen; aufholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen atmen; den Rauch in die Lunge einatmen; einatmen; inhalieren
lever aufziehen; hissen; hochziehen; ziehen abnehmen; abräumen; anheben; annullieren; anschwellen; anwachsen; aufbringen; aufheben; aufholen; aufhöhen; aufleuchten; aufschwellen; aufstehen; aufstocken; aufwinden; aufziehen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausheben; ausweiten; blitzen; emporheben; emporsteigen; emporziehen; entfernen; entnehmen; erheben; erhöhen; erweitern; expandieren; fortnehmen; heben; herauslösen; herausziehen; herbeiziehen; hinaufbringen; hinaufgehen; hinaufschrauben; hinzuziehen; hochhalten; hochheben; hochnehmen; hochschrauben; hochziehen; leuchten; nach oben ziehen; schwellen; sich erheben; steigen; takeln; umhochziehen; vergrößern; wegholen; wegnehmen; widerrufen; winden; zunehmen; zuziehen
produire anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten abwerfen; anfertigen; aushusten; ausspucken; einbringen; eine Leistung lieferen; eintragen; entbinden; entwickeln; erfüllen; ergeben; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; gebären; gewinnen; handeln; herstellen; leisten; machen; produzieren; schieben; schütten; verfassen; verfertigen; verrichten; vorbringen; zeugen; zur Welt bringen
provoquer un courant d'air ziehen
renifler abholen; auffischen; aufholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen aufsaugen; beschnuppern; beschnüffeln; die Nase rümpfen; durch die Nase einziehen; ein Schnupfen haben; fahnden; grasen; keuchen; nachforschen; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wiehern; wittern
respirer abholen; auffischen; aufholen; aufziehen; durch die Nase einziehen; einatmen; einschnauben; einschnupfen; einziehen; etwas abholen; hissen; hochziehen; holen; inhalieren; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnuppern; schnüffeln; ziehen atmen; aufatmen; einatmen; inhalieren
tirer fortziehen; schleppen; zerren; ziehen abdrucken; abschießen; abziehen; anziehen; aufziehen; ausdrucken; dahinziehen; deduzieren; drucken; erschießen; exekutieren; feuern; fortziehen; fusilieren; heben; hinaufführen; hissen; hochkrempeln; hochziehen; knallen; lösen; niederschießen; schießen; sich hochziehen an etwas; totschießen; treideln; vom Körper abziehen; weiterziehen; zumachen; zuziehen; über den Haufen schießen
tirer de abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen zuvorschein ziehen
tirer fort reißen; zerren; ziehen
traîner fortziehen; schleppen; zerren; ziehen aufschieben; baumeln; bummeln; dahinziehen; faulenzen; flanieren; fortziehen; grübeln; heranziehen; herumgehen; herumlungern; herumschlendern; herumsitzen; herumspazieren; herumstehen; hervorbringen; hinausschieben; hängen; nachziehen; nicht mehr den richtigen Weg finden können; paradieren; schlendern; schlenkern; schleppen; schwanken; schwer zu trägen sein; sich herumtreiben; sich verlauft haben; spazieren; spazierengehen; streunen; tragen; treideln; trödeln; umherschlendern; umherschlingern; unschlüssig sein; unschlüssig warten; verschleppen; verzögern; wanken; wegschleppen; weiterziehen; wuchten; zaudern; zweifeln; zögern
élever fortpflanzen; hervorbringen; ziehen; züchten abheben; akzelerieren; angehen; anheben; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufheben; aufhöhen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufstocken; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; ausheben; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporheben; emporsteigen; erden; erheben; erhöhen; errichten; ersteigen; erziehen; etablieren; großbringen; gründen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinaufbringen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufschrauben; hinaufsteigen; hissen; hochheben; hochkrempeln; hochnehmen; hochschrauben; hochsteigen; hochziehen; im Anziehen steigen; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; stiften; verkehren; verwirken; wallen

Synoniemen voor "ziehen":


Wiktionary: ziehen

ziehen
verb
  1. mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen
  2. Zahn, Probe, Karte, Los: entnehmen
  3. beim Rauchen: an Pfeife, Zigarette usw. saugen
  4. Strich: malen, zeichnen
  5. von Tee oder Ähnlichem: mit der Zeit im Wasser seinen Geschmack entfalten
  6. Tiere, Pflanzen: kultivieren
ziehen
verb
  1. Détacher avec effort, ôter de force.
  2. Tirer un avantage d’une situation.
  3. enfanter, donner naissance, donner la vie, mettre au monde.
  4. Mouvoir derrière soi
  5. mouvoir vers soi, amener vers soi ou après soi.
  6. diffamer quelqu’un, l'accabler de propos déshonorants.
  7. Former par l’éducation, instruire.
Cross Translation:
FromToVia
• ziehen → traîner ↔ drag — to pull along a surface
• ziehen → dégainer ↔ draw — to pull out
• ziehen → tirer ↔ draw — to rely on
• ziehen → haler ↔ haul — to pull something heavy
• ziehen → tirer ↔ pull — apply force to (something) so it comes towards one
• ziehen → tirer ↔ pull — apply force such that an object comes toward the person or thing applying the force
• ziehen → tirer ↔ trekken — op een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
• ziehen → cultiver ↔ telen — door nauwgezette verzorging doen groeien







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1661 seconde
Page rendered in 1.0 seconds