Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vertrocknet:
  2. vertrocknen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vertrocknet (Duits) in het Frans

vertrocknet:

vertrocknet bijvoeglijk naamwoord

  1. vertrocknet (trocken; dürr; karg; )
    sec; aride; desséché; stérile; infertile

Vertaal Matrix voor vertrocknet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sec Trockenes
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aride dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde dürr; karg; knapp; kärglich; mager; rauh; regenarm; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; ungastlich; unwirtlich; verdorrt; verwelkt; öde
desséché dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde ausgedorrt; verdorrt; verwelkt
infertile dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde dürr; karg; kärglich; schal; schofel; schäbig; trocken; unfruchtbar; öde
sec dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde auf einmal; bissig; dürr; herb; jählings; karg; knapp; kärglich; mager; plötzlich; regenarm; scharf; schnippisch; seelenruhig; sehnig; trocken; unerwartet; unfruchtbar; unverfroren; unverhofft; unvermutet; unversehens; unvorhergesehen; verdorrt; verwelkt
stérile dürr; fruchtlos; karg; trocken; unfruchtbar; vertrocknet; welk; öde dürr; karg; keimfrei; kärglich; schal; schofel; schäbig; steril; trocken; unfruchtbar; öde

Synoniemen voor "vertrocknet":


vertrocknen:

vertrocknen werkwoord (vertrockne, vertrocknest, vertrocknet, vertrocknete, vertrocknetet, vertrocknet)

  1. vertrocknen (austrocknen; trocknen; schrumpfen; )
    se déshydrater; se dessécher; sécher; tarir; se tarir
    • se déshydrater werkwoord
    • se dessécher werkwoord
    • sécher werkwoord (sèche, sèches, séchons, séchez, )
    • tarir werkwoord
    • se tarir werkwoord

Conjugations for vertrocknen:

Präsens
  1. vertrockne
  2. vertrocknest
  3. vertrocknet
  4. vertrocknen
  5. vertrocknet
  6. vertrocknen
Imperfekt
  1. vertrocknete
  2. vertrocknetest
  3. vertrocknete
  4. vertrockneten
  5. vertrocknetet
  6. vertrockneten
Perfekt
  1. bin vertrocknet
  2. bist vertrocknet
  3. ist vertrocknet
  4. sind vertrocknet
  5. seid vertrocknet
  6. sind vertrocknet
1. Konjunktiv [1]
  1. vertrockne
  2. vertrocknest
  3. vertrockne
  4. vertrocknen
  5. vertrocknet
  6. vertrocknen
2. Konjunktiv
  1. vertrocknete
  2. vertrocknetest
  3. vertrocknete
  4. vertrockneten
  5. vertrocknetet
  6. vertrockneten
Futur 1
  1. werde vertrocknen
  2. wirst vertrocknen
  3. wird vertrocknen
  4. werden vertrocknen
  5. werdet vertrocknen
  6. werden vertrocknen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vertrocknen
  2. würdest vertrocknen
  3. würde vertrocknen
  4. würden vertrocknen
  5. würdet vertrocknen
  6. würden vertrocknen
Diverses
  1. vertrockn!
  2. vertrocknt!
  3. vertrocknen Sie!
  4. vertrocknet
  5. vertrockend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vertrocknen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se dessécher austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen ersterben; trocknen; verblühen; verdorren; verwelken
se déshydrater austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen trocknen
se tarir austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen trocknen
sécher austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen abtrocknen; trocknen
tarir austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen

Synoniemen voor "vertrocknen":


Wiktionary: vertrocknen


Cross Translation:
FromToVia
vertrocknen sécher verdrogen — gevaarlijk veel water verliezen
vertrocknen flétrir; faner wither — (intransitive) shrivel, droop, dry up