Duits

Uitgebreide vertaling voor verteilt (Duits) in het Frans

verteilt:

verteilt bijvoeglijk naamwoord

  1. verteilt (geteild)
    divisé

Vertaal Matrix voor verteilt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
divisé geteild; verteilt gemeinsam; gemeinschaftlich; nicht einverstanden; uneinig

Synoniemen voor "verteilt":

  • auseinander getrieben; diffundiert; diffus; diversifiziert; zerstreut
  • dispers; versprenkelt; verstreut

verteilt vorm van verteilen:

verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)

  1. verteilen (distribuieren; überreichen; vermitteln; )
    diviser; partager; distribuer; répartir; fournir; remettre; procurer; allouer; verser; servir
    • diviser werkwoord (divise, divises, divisons, divisez, )
    • partager werkwoord (partage, partages, partageons, partagez, )
    • distribuer werkwoord (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )
    • répartir werkwoord (répartis, répartit, répartissons, répartissez, )
    • fournir werkwoord (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, )
    • procurer werkwoord (procure, procures, procurons, procurez, )
    • allouer werkwoord (alloue, alloues, allouons, allouez, )
    • verser werkwoord (verse, verses, versons, versez, )
    • servir werkwoord (sers, sert, servons, servez, )
  2. verteilen (austeilen; distribuieren)
    régaler; offrir des friandises; payer un repas à; payer un verre à
    • régaler werkwoord (régale, régales, régalons, régalez, )
    • payer un repas à werkwoord
    • payer un verre à werkwoord
  3. verteilen (ausstreuen; ausstreichen; streuen; ausreiben; aussäen)
    diffuser; disperser; répandre; épandre; étaler; étendre; éparpiller; propager
    • diffuser werkwoord (diffuse, diffuses, diffusons, diffusez, )
    • disperser werkwoord (disperse, disperses, dispersons, dispersez, )
    • répandre werkwoord (répands, répand, répandons, répandez, )
    • épandre werkwoord (épands, épand, épandons, épandez, )
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
    • étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, )
    • éparpiller werkwoord (éparpille, éparpilles, éparpillons, éparpillez, )
    • propager werkwoord (propage, propages, propageons, propagez, )
  4. verteilen (teilen; distribuieren; verbreiten; zuteilen; herumreichen)
    distribuer; partager; répartir; diviser; distribuer à la ronde; répandre; éparpiller; faire circuler
    • distribuer werkwoord (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )
    • partager werkwoord (partage, partages, partageons, partagez, )
    • répartir werkwoord (répartis, répartit, répartissons, répartissez, )
    • diviser werkwoord (divise, divises, divisons, divisez, )
    • répandre werkwoord (répands, répand, répandons, répandez, )
    • éparpiller werkwoord (éparpille, éparpilles, éparpillons, éparpillez, )
    • faire circuler werkwoord
  5. verteilen (unterverteilen; unterteilen; gliedern; aufgliedern)
    subdiviser
    • subdiviser werkwoord (subdivise, subdivises, subdivisons, subdivisez, )
  6. verteilen (ausbreiten)
    répandre
    • répandre werkwoord (répands, répand, répandons, répandez, )
  7. verteilen (rationieren; distribuieren; zuteilen)
    rationner
    • rationner werkwoord (rationne, rationnes, rationnons, rationnez, )
  8. verteilen
    distribuer
    • distribuer werkwoord (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )
  9. verteilen
    répartir
    • répartir werkwoord (répartis, répartit, répartissons, répartissez, )
  10. verteilen
    propager
    • propager werkwoord (propage, propages, propageons, propagez, )

Conjugations for verteilen:

Präsens
  1. verteile
  2. verteilst
  3. verteilt
  4. verteilen
  5. verteilt
  6. verteilen
Imperfekt
  1. verteilte
  2. verteiltest
  3. verteilte
  4. verteilten
  5. verteiltet
  6. verteilten
Perfekt
  1. habe verteilt
  2. hast verteilt
  3. hat verteilt
  4. haben verteilt
  5. habt verteilt
  6. haben verteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. verteile
  2. verteilest
  3. verteile
  4. verteilen
  5. verteilet
  6. verteilen
2. Konjunktiv
  1. verteilte
  2. verteiltest
  3. verteilte
  4. verteilten
  5. verteiltet
  6. verteilten
Futur 1
  1. werde verteilen
  2. wirst verteilen
  3. wird verteilen
  4. werden verteilen
  5. werdet verteilen
  6. werden verteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verteilen
  2. würdest verteilen
  3. würde verteilen
  4. würden verteilen
  5. würdet verteilen
  6. würden verteilen
Diverses
  1. verteil!
  2. verteilt!
  3. verteilen Sie!
  4. verteilt
  5. verteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verteilen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allouer ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen ausgeben; ausschütten; belegen; zuordnen
diffuser ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen ausschwermen; ausstrahlen; die Grippe herscht; emittieren; herrschen; rundfunken; senden; sich ausspreiten; sich verbreiten; übertragen
disperser ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen auseinandertreiben; ausschwermen; sich ausspreiten; versprengen; zersteuen
distribuer ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen ausgeben; ausschütten; austragen; besorgen; bewilligen; bringen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; hergeben; herreichen; herumschicken; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; reichen; rundbringen; senden; vergönnen; verschaffen; zuerkennen; zustellen
distribuer à la ronde distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen
diviser ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen aufgliedern; aufteilen; dividieren; durchschneiden; gliedern; scheiden; teilen; trennen
faire circuler distribuieren; herumreichen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen ausposaunen; austragen; darreichen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; herumgeben; herumreichen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; reichen; weitererzählen; weitergeben; überreichen; übertragen
fournir ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen abgeben; abliefern; abschicken; anrichten; auftischen; auftragen; ausliefern; austragen; bedienen; bereitstellen; besorgen; bestellen; bewilligen; bringen; dienen; einzahlen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; hergeben; herreichen; ins Haus liefern; ins Haus schicken; liefern; reichen; rundbringen; schaffen; senden; servieren; vergönnen; verschaffen; verschicken; zuerkennen; zur Verfügung stellen; zustellen
offrir des friandises austeilen; distribuieren; verteilen bewirten; ehren; einen ausgeben; feiern; festlich bewirten; spendieren
partager ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen freigeben; versenden
payer un repas à austeilen; distribuieren; verteilen
payer un verre à austeilen; distribuieren; verteilen
procurer ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen abgeben; abliefern; ausgeben; ausliefern; austragen; besorgen; bestellen; bewilligen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gutheißen; gönnen; hergeben; herreichen; ins Haus liefern; liefern; reichen; senden; vergönnen; verschaffen; zuerkennen; zustellen
propager ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen propagieren; verbreiten
rationner distribuieren; rationieren; verteilen; zuteilen
remettre ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen abgeben; abschicken; abtragen; anfüllen; auftanken; austragen; auswechseln; beifüllen; besorgen; darreichen; einfallen; einliefern; einreichen; einsenden; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; erstatten; hergeben; herreichen; herumgeben; herumreichen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; innovieren; ins Haus liefern; liefern; nachfüllen; nachschütten; nachtanken; reichen; rückerstatten; senden; stellvertreten; tilgen; verschicken; vertagen; vertreten; weitergeben; wiedergeben; wiederwählen; zurückbringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurücklegen; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden; zurücksetzen; zurückversetzen; zurückzahlen; zustellen; zürückschicken; überliefern; überreichen
régaler austeilen; distribuieren; verteilen einen ausgeben
répandre ausbreiten; ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; distribuieren; herumreichen; streuen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen Geschichte erzählen; auslegen; ausplappern; ausplaudern; ausposaunen; ausschwatzen; ausschwermen; ausstreuen; aussäen; austragen; bereitlegen; bereitstellen; berichten; deklamieren; denunzieren; durchsagen; eine Nachricht austragen; erliegen; erzählen; gießen; herumerzählen; kleckern; melden; mitteilen; reden; sagen; sich ausspreiten; sprechen; unterliegen; verbreiten; vergeuden; vergießen; verraten; verschwenden; vertun; weitererzählen; zurechtlegen; übertragen
répartir ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; schaffen; teilen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verteilen; zuteilen; überreichen abfertigen; aufgliedern; aufteilen; disponieren; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen; versenden
servir ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen Essen auf den Teller geben; Knöpfe bedienen; agieren; anrichten; auffüllen; auftischen; auftragen; auftreten; ausgeben; bedienen; beistehen; beitragen; dienen; einspringen; fungieren; gutes tun; helfen; mildtätig sein; mithelfen; nutzen; nützen; sekundieren; servieren; stützen; verschaffen; vorsetzen; zu Diensten sein
subdiviser aufgliedern; gliedern; unterteilen; unterverteilen; verteilen Sodbrennen haben; abreisen; aufbrechen; aufgliedern; aufteilen; dividieren; fortreisen; gliedern; scheiden; seineZelteabbrechen; teilen; trennen; verlassen; wegfahren; wegreisen
verser ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; distribuieren; einbringen; geben; gewähren; herbeibringen; herbeischaffen; holen; liefern; schaffen; verabreichen; vermitteln; verschaffen; verteilen; überreichen auf das Konto überweisen; auf den...giessen; ausgeben; ausgießen; ausleeren; ausschenken; ausschütten; ausstellen; austeilen; austrinken; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; deponieren; donieren; einreichen; einschenken; eintragenlassen; entleeren; erweisen; geben; gießen; herüberschicken; hineingießen; hinterlegen; jemandem etwas verabreichen; kleckern; leer trinken; leeren; schenken; schütten; spenden; stiften; stürzen; umbuchen von Geld; umfüllen; umgießen; umschütten; verabreichen; verehren; vergeuden; vergießen; verschenken; verschwenden; vertun; weggeben; übergießen; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
épandre ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen ausschwermen; ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; gießen; kleckern; saën; sich ausspreiten; streuen; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
éparpiller ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; distribuieren; herumreichen; streuen; teilen; verbreiten; verteilen; zuteilen aus einander spreiten; ausschwermen; ausstreuen; aussäen; bestreuen; besäen; einsäen; saën; sich ausspreiten; streuen
étaler ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen auffallen; ausdehnen; aushängen; auslegen; ausstechen; ausstellen; ausstreichen; bereitlegen; bereitstellen; darbieten; darstellen; entfalten; falten; glänzen; hinausragen; offenfalten; prahlen; prunken; präsentieren; schwellen; vorführen; vorspringen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen; zurechtlegen; überragen
étendre ausreiben; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; streuen; verteilen abschweifen; ankommen; anspannen; aufhäufeln; aufhäufen; aufkommen; aufstocken; aufziehen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; aushängen; aushöhlen; auskommen; auslegen; ausschweifen; ausspielen; ausstreichen; ausweiten; bereitlegen; bereitstellen; beziehen; dehnen; eingestehen; entfalten; ergehen; ergänzen; erhöhen; erweitern; expandieren; falten; hergeben; herumgeben; hinhalten; münden; offenfalten; recken; reichen; schlüpfen; schwellen; spannen; steigern; strecken; verbreiten; verbreitern; vergrößern; verlängern; vermehren; vertiefen; zunehmen; zurechtlegen; überreichen

Synoniemen voor "verteilen":


Wiktionary: verteilen

verteilen
verb
  1. -
verteilen
verb
  1. exempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
  2. répartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.
  3. séparer en parties, morceler, fractionner.
  4. vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
  5. diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.
  6. partager, distribuer, attribuer à chacun sa part.

Cross Translation:
FromToVia
verteilen émettre; partager; distribuer; dispenser dispense — To issue, distribute, or put out
verteilen distribuer distribute — to divide into portions and dispense
verteilen distribuer distribute — to supply to retail outlets
verteilen distribuer distribute — to deliver or pass out
verteilen répartir distribute — to apportion
verteilen distribuer hand out — to distribute
verteilen diviser; répartir split — share out
verteilen distribuer uitdelen — meerdere personen ergens op trakteren