Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- verdammt:
- verdammen:
-
Wiktionary:
- verdammt → foutu
- verdammt → fils de pute
- verdammt → foutrement, fichu, sacrée, sacré, merde, putain, maudit, foutu, en diable
- verdammen → condamner, diaboliser, maudire
- verdammen → condamner
Duits
Uitgebreide vertaling voor verdammt (Duits) in het Frans
verdammt:
-
verdammt
-
verdammt
condamné à; damné; maudit; voué à-
condamné à bijvoeglijk naamwoord
-
damné bijvoeglijk naamwoord
-
maudit bijvoeglijk naamwoord
-
voué à bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdammt
-
verdammt (verdammt noch mal)
sapristie!; mince!; crotte!; flúte!; nom d'une pipe!; nom d'un chien!-
sapristie! bijvoeglijk naamwoord
-
mince! bijvoeglijk naamwoord
-
crotte! bijvoeglijk naamwoord
-
flúte! bijvoeglijk naamwoord
-
nom d'une pipe! bijvoeglijk naamwoord
-
nom d'un chien! bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdammt (verdammtnochmal)
merde; putain; nom de Dieu-
merde bijvoeglijk naamwoord
-
putain bijvoeglijk naamwoord
-
nom de Dieu bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdammt (verstoßen)
-
verdammt (verflixt; verflucht)
-
verdammt (verflucht; verflixt; verteufelt)
maudit; diable!; exécrable; damné; endiablé; fichtre!; malédiction!; fichtrement!-
maudit bijvoeglijk naamwoord
-
diable! bijvoeglijk naamwoord
-
exécrable bijvoeglijk naamwoord
-
damné bijvoeglijk naamwoord
-
endiablé bijvoeglijk naamwoord
-
fichtre! bijvoeglijk naamwoord
-
malédiction! bijvoeglijk naamwoord
-
fichtrement! bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdammt (verflucht; verflixt; gottverdammt)
Vertaal Matrix voor verdammt:
Wiktionary: verdammt
verdammt
Cross Translation:
adjective
verdammt
-
zu etwas gezwungen, veranlasst
- verdammt → foutu
noun
-
Équivalent de « putain de »
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verdammt | → fichu | ↔ blasted — cursed |
• verdammt | → sacrée; sacré | ↔ blooming — euphemism for "bloody" |
• verdammt | → merde | ↔ dammit — expression of anger or disappointment |
• verdammt | → putain; merde | ↔ damn — use of damn as a swear word |
• verdammt | → maudit; foutu | ↔ damned — god-forsaken |
• verdammt | → sacré; en diable | ↔ goddamn — intensifier |
verdammt vorm van verdammen:
-
verdammen (verfluchen; verwünschen)
maudire; damner-
maudire werkwoord (maudis, maudit, maudissons, maudissez, maudissent, maudissais, maudissait, maudissions, maudissiez, maudissaient, maudîmes, maudîtes, maudirent, maudirai, maudiras, maudira, maudirons, maudirez, maudiront)
-
damner werkwoord (damne, damnes, damnons, damnez, damnent, damnais, damnait, damnions, damniez, damnaient, damnai, damnas, damna, damnâmes, damnâtes, damnèrent, damnerai, damneras, damnera, damnerons, damnerez, damneront)
-
-
verdammen (zur Hölle wünschen; verurteilen; aburteilen; das Urteil sprechen)
condamner; damner; réprouver; condamner à l'enfer-
condamner werkwoord (condamne, condamnes, condamnons, condamnez, condamnent, condamnais, condamnait, condamnions, condamniez, condamnaient, condamnai, condamnas, condamna, condamnâmes, condamnâtes, condamnèrent, condamnerai, condamneras, condamnera, condamnerons, condamnerez, condamneront)
-
damner werkwoord (damne, damnes, damnons, damnez, damnent, damnais, damnait, damnions, damniez, damnaient, damnai, damnas, damna, damnâmes, damnâtes, damnèrent, damnerai, damneras, damnera, damnerons, damnerez, damneront)
-
réprouver werkwoord (réprouve, réprouves, réprouvons, réprouvez, réprouvent, réprouvais, réprouvait, réprouvions, réprouviez, réprouvaient, réprouvai, réprouvas, réprouva, réprouvâmes, réprouvâtes, réprouvèrent, réprouverai, réprouveras, réprouvera, réprouverons, réprouverez, réprouveront)
-
condamner à l'enfer werkwoord
-
Conjugations for verdammen:
Präsens
- verdamme
- verdammst
- verdammt
- verdammen
- verdammt
- verdammen
Imperfekt
- verdammte
- verdammtest
- verdammte
- verdammten
- verdammtet
- verdammten
Perfekt
- habe verdammt
- hast verdammt
- hat verdammt
- haben verdammt
- habt verdammt
- haben verdammt
1. Konjunktiv [1]
- verdamme
- verdammest
- verdamme
- verdammen
- verdammet
- verdammen
2. Konjunktiv
- verdammte
- verdammtest
- verdammte
- verdammten
- verdammtet
- verdammten
Futur 1
- werde verdammen
- wirst verdammen
- wird verdammen
- werden verdammen
- werdet verdammen
- werden verdammen
1. Konjunktiv [2]
- würde verdammen
- würdest verdammen
- würde verdammen
- würden verdammen
- würdet verdammen
- würden verdammen
Diverses
- verdamm!
- verdammt!
- verdammen Sie!
- verdammt
- verdammend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie