Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal verarschen

Vertaal verarschen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verarschen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verarschen (Duits) in het Frans

verarschen:

verarschen werkwoord (verarsche, verarscht, verarschte, verarschtet, verarscht)

  1. verarschen (hereinlegen; beschwindeln)
    escroquer; décevoir; tromper; avoir; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans
    • escroquer werkwoord (escroque, escroques, escroquons, escroquez, )
    • décevoir werkwoord (déçois, déçoit, décevons, décevez, )
    • tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, )
    • avoir werkwoord (ai, as, a, avons, )
    • enjôler werkwoord (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, )
    • flouer werkwoord
    • duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, )
    • faire le charlatan werkwoord
    • écorcher werkwoord (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )
    • étriller werkwoord
    • mettre dedans werkwoord
  2. verarschen (foppen; irreführen; neppen; )
    tromper; taquiner; plaisanter; turlupiner; duper; blaguer; rouler; attraper; mener quelqu'un en bateau
    • tromper werkwoord (trompe, trompes, trompons, trompez, )
    • taquiner werkwoord (taquine, taquines, taquinons, taquinez, )
    • plaisanter werkwoord (plaisante, plaisantes, plaisantons, plaisantez, )
    • turlupiner werkwoord (turlupine, turlupines, turlupinons, turlupinez, )
    • duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, )
    • blaguer werkwoord (blague, blagues, blaguons, blaguez, )
    • rouler werkwoord (roule, roules, roulons, roulez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
  3. verarschen (vergraulen; verladen; eitern; )
    taquiner; blaguer; enquiquiner; turlupiner; asticoter; rendre la vie de quelqu'un impossible; chasser quelqu'un par des méchancetés; faire partir par des méchancetés; faire partir par des tracasseries; chasser quelqu'un par des tracasseries
    • taquiner werkwoord (taquine, taquines, taquinons, taquinez, )
    • blaguer werkwoord (blague, blagues, blaguons, blaguez, )
    • enquiquiner werkwoord (enquiquine, enquiquines, enquiquinons, enquiquinez, )
    • turlupiner werkwoord (turlupine, turlupines, turlupinons, turlupinez, )
    • asticoter werkwoord (asticote, asticotes, asticotons, asticotez, )

Conjugations for verarschen:

Präsens
  1. verarsche
  2. verarscht
  3. verarscht
  4. verarschen
  5. verarscht
  6. verarschen
Imperfekt
  1. verarschte
  2. verarschtest
  3. verarschte
  4. verarschten
  5. verarschtet
  6. verarschten
Perfekt
  1. habe verarscht
  2. hast verarscht
  3. hat verarscht
  4. haben verarscht
  5. habt verarscht
  6. haben verarscht
1. Konjunktiv [1]
  1. verarsche
  2. verarschest
  3. verarsche
  4. verarschen
  5. verarschet
  6. verarschen
2. Konjunktiv
  1. verarschete
  2. verarschetest
  3. verarschete
  4. verarscheten
  5. verarschetet
  6. verarscheten
Futur 1
  1. werde verarschen
  2. wirst verarschen
  3. wird verarschen
  4. werden verarschen
  5. werdet verarschen
  6. werden verarschen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verarschen
  2. würdest verarschen
  3. würde verarschen
  4. würden verarschen
  5. würdet verarschen
  6. würden verarschen
Diverses
  1. verarsch!
  2. verarscht!
  3. verarschen Sie!
  5. verarscht
  6. verarschend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verarschen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir Besitz; Besitztum; Eigentum; Ersparnis; Guthaben; Gutschrift; Habe; Kredit; Reichtum; Vermögen
mettre dedans Einbringen; Hineinbringen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asticoter eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; piesacken; provozieren; quaken; reizen; schikanieren; sichekligbenehmen; striezen; triezen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zusetzen; zwicken; ärgern
attraper aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen abfangen; anfassen; anpacken; aufschnappen; auftragen; begreifen; bestricken; davontragen; eingreifen; einpacken; einsperren; erfassen; ergreifen; erhaschen; ertappen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; grabbeln; grapschen; greifen; hervorholen; klemmen; krallen; kriegen; packen; schnappen; unterschlagen; unverlangt bekommen; verhaften; verwickeln; wegkappern; zugreifen; zum besten haben; zuvorkommen; überlisten
avoir beschwindeln; hereinlegen; verarschen besitzen; haben
blaguer aufziehen; bescheißen; eitern; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln herumtollen; scherzen; spaßen
chasser quelqu'un par des tracasseries eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
chasser quelqu'un par des méchancetés eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
duper aufziehen; bescheißen; beschwindeln; foppen; hereinlegen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen ausnehmen; begaunern; behindern; bemogeln; benachteiligen; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; düpieren; hintergehen; hinters Licht führen; irreführen; prellen; schaden; schädigen; täuschen; verladen; zum besten haben; übertölpeln; übervorteilen
décevoir beschwindeln; hereinlegen; verarschen Vertrauen mißbrauchen; abbrechen; abknacken; beschämen; brechen; enttäuschen; ernüchtern; frustrieren; fälschen; imitieren; knacken; knicken; nachbilden; nachmachen; nicht beantworten an das was man erwartet; verfälschen; vervielfältigen; zerbrechen
enjôler beschwindeln; hereinlegen; verarschen anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
enquiquiner eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; langweilig sein; leinern; martern; nörgeln; piesacken; plagen; provozieren; quaken; quälen; reizen; salbadern; schikanieren; schinden; sichekligbenehmen; striezen; triezen; trödeln; tyrannisieren; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zusetzen; zwicken; ärgern
escroquer beschwindeln; hereinlegen; verarschen abgrenzen; abhandenmachen; abschmeicheln; abstecken; abzäunen; ausnehmen; begaunern; begrenzen; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; einhegen; einzäunen; erbetteln; festlegen; hintergehen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; verladen; übertölpeln; übervorteilen
faire le charlatan beschwindeln; hereinlegen; verarschen
faire partir par des méchancetés eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
faire partir par des tracasseries eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
flouer beschwindeln; hereinlegen; verarschen
mener quelqu'un en bateau aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
mettre dedans beschwindeln; hereinlegen; verarschen
plaisanter aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen schäkern; spaßen
rendre la vie de quelqu'un impossible eitern; foppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
rouler aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen abhäuten; aufrollen; aufwickeln; aufwinden; ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; drehen; enthäuten; gleiten; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; hinabrollen; hintergehen; hinunterrollen; hochkrempeln; kehren; kugeln; neppen; prellen; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; verladen; wegrollen; übertölpeln; übervorteilen
taquiner aufziehen; bescheißen; eitern; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tromper aufziehen; bescheißen; beschwindeln; foppen; hereinlegen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen Vertrauen mißbrauchen; abgrenzen; abstecken; abzäunen; ausnehmen; begaunern; begrenzen; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; beschämen; betrügen; einhegen; einzäunen; enttäuschen; festlegen; fremd gehen; fälschen; hintergehen; hinters Licht führen; imitieren; nachbilden; nachmachen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; verfälschen; verladen; vervielfältigen; übertölpeln; übervorteilen
turlupiner aufziehen; bescheißen; eitern; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln
écorcher beschwindeln; hereinlegen; verarschen abdecken; abhobeln; abhäuten; auseinanderreißen; enthäuten; entzweireißen; erliegen; in Fetzen zerreißen; kaputtziehen; raspeln; schinden; unterliegen; zerfetzen; zerreißen
étriller beschwindeln; hereinlegen; verarschen durchprügeln; verprügeln; zusammenschlagen

Synoniemen voor "verarschen":


Wiktionary: verarschen

verarschen
verb
  1. (transitiv); salopp: jemandem zu seinem eigenen Vorteil beziehungsweise zur allgemeinen Belustigung eine Unwahrheit erzählen, sich über jemanden lustig machen
Cross Translation:
FromToVia
• verarschen → tromper; duper; rouler ↔ fool — to trick; to make a fool of someone
• verarschen → niaiser; moquer ↔ kid — make a fool of
• verarschen → taquiner ↔ tease — to poke fun at
• verarschen → duper; tromper; rouler; embobiner ↔ trick — to fool; to cause to believe something untrue

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1015 seconde
Page rendered in 1.0 seconds