Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal triffst

Vertaal triffst van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. treffen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor triffst (Duits) in het Frans

treffen:

treffen werkwoord (treffe, triffst, trifft, traf, traft, getroffen)

  1. treffen (betreffen; berühren; rühren; )
    concerner; regarder; toucher; s'agir de
    • concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • s'agir de werkwoord
  2. treffen (beeinflußen; rühren; anrühren; ansprechen)
    influencer; toucher; faire une saut à; se rapporter à; concerner
    • influencer werkwoord (influence, influences, influençons, influencez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • faire une saut à werkwoord
    • se rapporter à werkwoord
    • concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, )
  3. treffen (berühren; schlagen; erregen; )
    toucher; atteindre; battre
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
  4. treffen (berühren; anrühren; bewegen)
    émouvoir; toucher; atteindre; concerner; remuer
    • émouvoir werkwoord (émeus, émeut, émouvons, émouvez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
  5. treffen (über jemanden stolpern; begegnen; unerwartet begegnen)
    rencontrer; tomber sur
    • rencontrer werkwoord (rencontre, rencontres, rencontrons, rencontrez, )
    • tomber sur werkwoord
  6. treffen (zusammenkommen; begegnen; zusammentreffen; tagen; vereinigen)
    se rassembler; se réunir
  7. treffen (bewegen; rühren)
    frapper qn; tabasser qn; battre qn; taper qn; gifler qn
  8. treffen (Glück haben; glücken)
    avoir de la chance; avoir du bol; avoir un coup de chance

Conjugations for treffen:

Präsens
  1. treffe
  2. triffst
  3. trifft
  4. treffen
  5. trefft
  6. treffen
Imperfekt
  1. traf
  2. trafst
  3. traf
  4. trafen
  5. traft
  6. trafen
Perfekt
  1. habe getroffen
  2. hast getroffen
  3. hat getroffen
  4. haben getroffen
  5. habt getroffen
  6. haben getroffen
1. Konjunktiv [1]
  1. treffe
  2. treffest
  3. treffe
  4. treffen
  5. treffet
  6. treffen
2. Konjunktiv
  1. träfe
  2. träfest
  3. träfe
  4. träfen
  5. träfet
  6. träfen
Futur 1
  1. werde treffen
  2. wirst treffen
  3. wird treffen
  4. werden treffen
  5. werdet treffen
  6. werden treffen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde treffen
  2. würdest treffen
  3. würde treffen
  4. würden treffen
  5. würdet treffen
  6. würden treffen
Diverses
  1. treff!
  2. trefft!
  3. treffen Sie!
  5. getroffen
  6. treffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor treffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
battre abhämmern
concerner Betreffen
se réunir Zusammenkommen
toucher Auswirkung; Berührung; Effekt; Gefühlssinn; Kontakt; Prickeln; Tastsinn; Wirkung; sinnliche Empfindung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atteindre anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen Gehe zu; ablaufen; angehen; angelangen; ankommen; arrivieren; auslaufen; auswirken; bekommen; bereichen; betreffen; davontragen; durchdringen; einlaufen; eintreffen; enden; erfolgen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erstehen; erzielen; fließen; folgen; folgern; führen; gehen um; gewinnen; gipfeln; hervorgehen; hingelangen; hinkommen; holen; kulminieren; langen nach; münden; reichen bis; schlagen; sichergeben; siegen; triumphieren; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; zur Folge haben; überwinden
avoir de la chance Glück haben; glücken; treffen Glüch haben; Glück haben; glücken
avoir du bol Glück haben; glücken; treffen
avoir un coup de chance Glück haben; glücken; treffen
battre antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen abklopfen; abschlagen; anschüren; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; bekämpfen; berühren; bestreiten; bewegen; buttern; dreschen; fechten; hart schlagen; hauen; hin und her schlagen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; klappern; klopfen; kämpfen; pochen; quirlen; rammen; schlagen; schnalzen; schüren; streiten; ticken; tippen; umruhren; verkloppen
battre qn bewegen; rühren; treffen Schläge austeilen; zerfetzen
concerner anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen angehen; betreffen; gehen um
faire une saut à anrühren; ansprechen; beeinflußen; rühren; treffen
frapper qn bewegen; rühren; treffen
gifler qn bewegen; rühren; treffen
influencer anrühren; ansprechen; beeinflußen; rühren; treffen beeinflussen; steuern; wirken auf
regarder antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen achtgeben; anblicken; angehen; anschauen; ansehen; ausmachen; begucken; beobachten; beschauen; besehen; besichtigen; betrachten; betreffen; beäugen; durchsehen; einsehen; gaffen; gehen um; gucken; gucken nach; hinblicken; hineinsehen; inspizieren; mustern; observieren; schauen; schauen nach; sehen; sich anschauen; sich ansehen; wahrnehmen; zugucken; zusehen
remuer anrühren; berühren; bewegen; treffen anschüren; auf und ab bewegen; auf und nieder bewegen; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; in Bewegung bringen; mischen; rühren; schüren; sich regen; umruhren; zappeln
rencontrer begegnen; treffen; unerwartet begegnen; über jemanden stolpern antreffen; auffinden; begegnen; entgegen; finden; vorfinden
s'agir de antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen
se rapporter à anrühren; ansprechen; beeinflußen; rühren; treffen angehen; betreffen; gehen um; referieren; sichbeziehen; verweisen
se rassembler begegnen; tagen; treffen; vereinigen; zusammenkommen; zusammentreffen antreten; sich ansammeln; sich zusammenrotten; versammeln; zusammenkommen; zutreten
se réunir begegnen; tagen; treffen; vereinigen; zusammenkommen; zusammentreffen sich treffen; versammeln; zusammenkommen
tabasser qn bewegen; rühren; treffen
taper qn bewegen; rühren; treffen
tomber sur begegnen; treffen; unerwartet begegnen; über jemanden stolpern antreffen; auffinden; begegnen; entgegen; finden; vorfinden
toucher anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen Geld einziehen; abtasten; anfangen; anfassen; angehen; angrenzen; anheben; anliegen; anrühren; antupfen; aufnehmen; befühlen; begegnen; beginnen; bekommen; berühren; betasten; betreffen; einfordern; einkassieren; einlösen; einsetzen; eintreiben; einziehen; empfangen; entgegen; ergreifen; erhalten; fühlen; gehen um; grenzen an; kassieren; kriegen; leicht berühren; rühren; sich erholen; starten; streifen; tasten; tippen; touchieren; tupfen; verdienen
émouvoir anrühren; berühren; bewegen; treffen ergreifen; erleichtern; erweichen; lindern; lockern; milde machen; rühren; weich machen

Synoniemen voor "treffen":


Wiktionary: treffen

treffen
verb
  1. jemandem begegnen
treffen
Cross Translation:
FromToVia
• treffen → rencontrer ↔ encounter — meet (someone) or find (something) unexpectedly
• treffen → battre; frapper ↔ hit — to give a blow
• treffen → toucher ↔ hit — to manage to touch in the right place
• treffen → rencontrer ↔ meet — encounter by accident
• treffen → retrouver; donner rendez-vous; rejoindre ↔ meet — see through arrangement
• treffen → rejoindre ↔ meet — converge and touch
• treffen → toucher ↔ treffen — raak schieten







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.2072 seconde
Page rendered in 1.0 seconds