Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
tüchtig:
- fiable; solide; résistant; robuste; habile; agile; adroit; adroitement; habilement; agilement; de bonne qualité; honnête; sérieux; savant; excité; agité; échauffé; vif; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée; capable; entraîné; compétent; exercé; apte; brillant; astucieux; ingénieuse; ingénieux; averti; avisé; avec astuce; ingénieusement; astucieusement; substantiel; fortement; fort; d'importance; âpre; aigre; virulent; ulcéré; furieux; agressif; enragé; en colère; âcre; aigri; aigrement; âprement; férocement; furieusement; fou de rage; fâché contre; irrité contre
-
Wiktionary:
- tüchtig → capable, énormément, énorme, brave, convenable, propice, vaillant
- tüchtig → capable, expérimenté, compétent, vaillamment, valiente, énergique, courageux, gros
Duits
Uitgebreide vertaling voor tüchtig (Duits) in het Frans
tüchtig:
-
tüchtig (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv)
-
tüchtig (geschickt; handlich; klug; treffend; pfiffig; spitzfindig; gewandt; tauglich; geübt; raffiniert; scharfsinnig; schlau)
habile; agile; adroit; adroitement; habilement; agilement-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
adroitement bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
agilement bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (solide; gründlich; zuverlässig; gediegen; solid; effektiv; rechtschaffen)
de bonne qualité; solide; honnête; sérieux-
de bonne qualité bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
sérieux bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (klug; gescheit)
-
tüchtig (agitiert; aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; erregt; hitzig; feurig; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick)
excité; agité; échauffé; vif; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
agité bijvoeglijk naamwoord
-
échauffé bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
énergiquement bijvoeglijk naamwoord
-
vexé bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
alerte bijvoeglijk naamwoord
-
chauffé bijvoeglijk naamwoord
-
dégourdi bijvoeglijk naamwoord
-
hardiment bijvoeglijk naamwoord
-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière agitée bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (kundig; geübt; erfahren; geschult; fachmännisch; bewandert; sachverständig)
capable; entraîné; compétent; habile; exercé; adroitement; apte; adroit; habilement-
capable bijvoeglijk naamwoord
-
entraîné bijvoeglijk naamwoord
-
compétent bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
exercé bijvoeglijk naamwoord
-
adroitement bijvoeglijk naamwoord
-
apte bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
brillant; astucieux; ingénieuse; ingénieux; averti; agile; avisé; habile; avec astuce; habilement; ingénieusement; astucieusement-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieuse bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieux bijvoeglijk naamwoord
-
averti bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
avisé bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
avec astuce bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieusement bijvoeglijk naamwoord
-
astucieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (stattlich; anständig; ordentlich; tapfer; stramm)
substantiel; fortement; robuste; fort; solide; d'importance-
substantiel bijvoeglijk naamwoord
-
fortement bijvoeglijk naamwoord
-
robuste bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
d'importance bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (bitter entäuscht; verbittert; hell; wütend; hart; wüst; roh; wild; öde; grell; heftig; bissig; rüde; rasend; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; tobend; schnippisch; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
âpre; aigre; virulent; ulcéré; irrité; furieux; agressif; enragé; en colère; âcre; aigri; aigrement; âprement; férocement; furieusement; fou de rage; fâché contre; irrité contre-
âpre bijvoeglijk naamwoord
-
aigre bijvoeglijk naamwoord
-
virulent bijvoeglijk naamwoord
-
ulcéré bijvoeglijk naamwoord
-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
agressif bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
âcre bijvoeglijk naamwoord
-
aigri bijvoeglijk naamwoord
-
aigrement bijvoeglijk naamwoord
-
âprement bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
fou de rage bijvoeglijk naamwoord
-
fâché contre bijvoeglijk naamwoord
-
irrité contre bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor tüchtig:
Synoniemen voor "tüchtig":
Wiktionary: tüchtig
tüchtig
Cross Translation:
adjective
tüchtig
-
zu etwas geeignet, in der Lage
- tüchtig → capable
-
in reichlichem Maß
- tüchtig → énormément
-
sehr gut
- tüchtig → énorme
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tüchtig | → capable; expérimenté | ↔ able — skillful |
• tüchtig | → compétent | ↔ proficient — skilled |
• tüchtig | → vaillamment | ↔ flink — in hoge mate |
• tüchtig | → valiente; énergique; courageux | ↔ flink — sterk van karakter |
• tüchtig | → gros | ↔ flink — groot van afmeting of hoeveelheid |
Computer vertaling door derden: