Duits

Uitgebreide vertaling voor sich verbreiten (Duits) in het Frans

sich verbreiten:

sich verbreiten werkwoord

  1. sich verbreiten (herrschen; die Grippe herscht)
    diffuser; se répandre
    • diffuser werkwoord (diffuse, diffuses, diffusons, diffusez, )
    • se répandre werkwoord
  2. sich verbreiten (auseinanderstieben; auseinandertreiben)
    dissiper; se disperser; s'égailler; s'envoler en toutes directions
    • dissiper werkwoord (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, )
    • se disperser werkwoord
    • s'égailler werkwoord

Vertaal Matrix voor sich verbreiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diffuser die Grippe herscht; herrschen; sich verbreiten ausreiben; ausschwermen; ausstrahlen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; emittieren; rundfunken; senden; sich ausspreiten; streuen; verteilen; übertragen
dissiper auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten auseinandertreiben; bummeln; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; versprengen; vertrödeln; vertun; zersteuen
s'envoler en toutes directions auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten
s'égailler auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten
se disperser auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten auseinandertreiben; ausschwermen; sich ausspreiten; versprengen; zersteuen
se répandre die Grippe herscht; herrschen; sich verbreiten ausschwermen; fortwuchern; sich ausspreiten; weiterwuchern

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sich verbreiten