Duits

Uitgebreide vertaling voor schrumpfen (Duits) in het Frans

schrumpfen:

schrumpfen werkwoord (schrumpfe, schrumpfst, schrumpft, schrumpfte, schrumpftet, geschrumpft)

  1. schrumpfen (schwinden; einschrumpfen; verringern; )
    amoindrir; décroître; fondre; diminuer
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • fondre werkwoord (fonds, fond, fondons, fondez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
  2. schrumpfen (abnehmen; reduzieren; mindern; zurückgehen)
    réduire; diminuer; rétrécir; régresser; descendre; baisser; décroître; amoindrir; s'amoindrir
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • rétrécir werkwoord (rétrécis, rétrécit, rétrécissons, rétrécissez, )
    • régresser werkwoord (régresse, régresses, régressons, régressez, )
    • descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, )
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • s'amoindrir werkwoord
  3. schrumpfen (abbauen; vermindern; sinken; )
    décliner; réduire; diminuer; se restreindre; baisser; amoindrir; régresser; décroître
    • décliner werkwoord (décline, déclines, déclinons, déclinez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • se restreindre werkwoord
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • régresser werkwoord (régresse, régresses, régressons, régressez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
  4. schrumpfen (verkleinern; minimalisieren; verringern; )
    réduire; décroître; diminuer; amoindrir; s'amoindrir; rendre plus petit
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • s'amoindrir werkwoord
    • rendre plus petit werkwoord
  5. schrumpfen (schwinden)
    diminuer; réduire; rétrécir; décroître; se rétrécir; se contracter
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • rétrécir werkwoord (rétrécis, rétrécit, rétrécissons, rétrécissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • se rétrécir werkwoord
    • se contracter werkwoord
  6. schrumpfen (kürzen; reduzieren; einschränken; )
    diminuer; réduire; baisser; décroître; amoindrir; défaillir; amenuiser
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • défaillir werkwoord
    • amenuiser werkwoord (amenuise, amenuises, amenuisons, amenuisez, )
  7. schrumpfen (runzligwerden; einschrumpfen; falten; )
  8. schrumpfen (austrocknen; vertrocknen; trocknen; )
    se déshydrater; se dessécher; sécher; tarir; se tarir
    • se déshydrater werkwoord
    • se dessécher werkwoord
    • sécher werkwoord (sèche, sèches, séchons, séchez, )
    • tarir werkwoord
    • se tarir werkwoord
  9. schrumpfen (abrutschen; fallen; einsacken; )
    couler; sombrer; s'enfoncer; s'enliser
    • couler werkwoord (coule, coules, coulons, coulez, )
    • sombrer werkwoord (sombre, sombres, sombrons, sombrez, )
    • s'enfoncer werkwoord
    • s'enliser werkwoord

Conjugations for schrumpfen:

Präsens
  1. schrumpfe
  2. schrumpfst
  3. schrumpft
  4. schrumpfen
  5. schrumpft
  6. schrumpfen
Imperfekt
  1. schrumpfte
  2. schrumpftest
  3. schrumpfte
  4. schrumpften
  5. schrumpftet
  6. schrumpften
Perfekt
  1. bin geschrumpft
  2. bist geschrumpft
  3. ist geschrumpft
  4. sind geschrumpft
  5. seid geschrumpft
  6. sind geschrumpft
1. Konjunktiv [1]
  1. schrumpfe
  2. schrumpfest
  3. schrumpfe
  4. schrumpfen
  5. schrumpfet
  6. schrumpfen
2. Konjunktiv
  1. schrumpfete
  2. schrumpfetest
  3. schrumpfete
  4. schrumpfeten
  5. schrumpfetet
  6. schrumpfeten
Futur 1
  1. werde schrumpfen
  2. wirst schrumpfen
  3. wird schrumpfen
  4. werden schrumpfen
  5. werdet schrumpfen
  6. werden schrumpfen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schrumpfen
  2. würdest schrumpfen
  3. würde schrumpfen
  4. würden schrumpfen
  5. würdet schrumpfen
  6. würden schrumpfen
Diverses
  1. schrumpf!
  2. schrumpft!
  3. schrumpfen Sie!
  4. geschrumpft
  5. schrumpfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schrumpfen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couler Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
diminuer Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
décroître Absterben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amenuiser beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schrumpfen; vermindern
amoindrir abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen die Ausgaben einschränken; einschränken; geringer werden; mindern; reduzieren; schlechter werden; sich einschränken; sparsamer leben; verkleinern; vermindern; verringern; weniger werden
baisser abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abblenden; abrutschen; aus Zink; die Ausgaben einschränken; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabmindern; herabsacken; herabsetzen; herabtragen; herunterrutschen; hinunterbringen; mindern; niedriger machen; reduzieren; sausen; schlechter werden; segeln; senken; setzen; sich einschränken; sickern; sinken; sparsamer leben; verblassen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken
couler abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; versinken; zurückgehen abfließen lassen; abrutschen; abtropfen; aus Zink; auslaufen lassen; auslecken; durchfallen; durchrasseln; durchsickern; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; fliehen; fließen; flüchten; fortfließen; galvanisieren; herabsacken; herauströpfeln; herunterrutschen; in Strömen nierderstürzen; laufen; lecken; sausen; segeln; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; strömen; triefen; tropfen; tröpfeln; umkommen; untergehen; versenken; versickern; versinken; verzinken; wegfließen; zinken
descendre abnehmen; mindern; reduzieren; schrumpfen; zurückgehen ablaufen; abschießen; absetzen; absitzen; absteigen; an Land gehen; anlegen; aussteigen; aussteigen lassen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; herabkommen; herabmindern; herabsacken; herabschiessen; herabspringen; herabsteigen; herabtragen; herunterrutschen; herunterschiessen; heruntersteigen; hinabgleiten; hinabsteigen; hingeraten; hinkommen; hinuntentragen; hinunter lassen; hinunterbringen; hinunterfahren; hinuntergleiten; hinunterkommen; hinunterschiessen; hinuntersteigen; hinuntertragen; nach unten bringen; nach unten gehen; nach unten laufen; niedergehen; niederlassen; niederschießen; schießen auf; schnell nach unten schießen; sinken; steigen; totschießen; töten; umbringen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; zurechtkommen; über den Haufen schießen
diminuer abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen abrutschen; aus Zink; beschränken; die Ausgaben einschränken; durchfallen; durchrasseln; einkürzen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herunterrutschen; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; mit Masse benutzen; mässigen; reduzieren; sausen; schlechter werden; schmälern; segeln; senken; setzen; sich einschränken; sickern; sinken; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
décliner abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen ablehnen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; beugen; deklinieren; geringer werden; konjugieren; schlechter werden; verbeugen; verblassen; vermindern; verringern; weigern; weniger werden; zurückweisen
décroître abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herunterrutschen; sausen; schlechter werden; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
défaillir beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schrumpfen; vermindern
fondre einschrumpfen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zusammenschrumpfen abtauen; auftauen; auslassen; durchbrennen; kompilieren; schmelzen; tauen; verschmelzen; zerschmelzen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenschmelzen
rendre plus petit einschrumpfen; kürzen; mindern; minimalisieren; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern
réduire abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abkürzen; beschränken; die Ausgaben einschränken; eindicken; einkochen; einkürzen; einschränken; geringer werden; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; minimieren; mit Masse benutzen; mässigen; reduzieren; schlechter werden; schmälern; sich einschränken; sparsamer leben; umrechnen; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; weniger werden
régresser abbauen; abnehmen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen einliefern; einreichen; einsenden
rétrécir abnehmen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; zurückgehen einschnüren; engermachen; sich verengen; verengen; verschmälern
s'amoindrir abnehmen; einschrumpfen; kürzen; mindern; minimalisieren; reduzieren; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern; zurückgehen
s'enfoncer abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; versinken; zurückgehen abfüllen; einsacken; einsinken; einstürzen; galvanisieren; versenken; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
s'enliser abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; versinken; zurückgehen versanden
se contracter schrumpfen; schwinden zusammenschrumpfen; zusammenziehen
se dessécher austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen ersterben; trocknen; verblühen; verdorren; verwelken
se déshydrater austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen trocknen
se rabrougir einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se racornir einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se ratatiner einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen zusammenschrumpfen
se recroqueviller einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se restreindre abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern
se rétrécir schrumpfen; schwinden zusammenschrumpfen
se rétrécir en séchant einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se tarir austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen trocknen
sombrer abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; versinken; zurückgehen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; vergehen; versenken; versinken; verzinken; zerfallen; zinken; zugrunde gehen; zurückgehen; zurücklaufen
sécher austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen abtrocknen; trocknen
tarir austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen

Synoniemen voor "schrumpfen":


Wiktionary: schrumpfen


Cross Translation:
FromToVia
schrumpfen rétrécir; diminuer; rapetisser diminish — To become smaller
schrumpfen se nanifier; rapetisser dwarf — to become (much) smaller
schrumpfen se réduire; rétrécir; se resserrer shrink — intransitive: to contract, to become smaller
schrumpfen rétrécir; faire rétrécir; rapetisser; diminuer shrink — transitive: to cause something to shrink
schrumpfen se racornir verschrompelen — door uitdroging rimpelig en klein worden
schrumpfen se rétrécir krimpen — kleiner in omvang worden

Computer vertaling door derden: