Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal reduzieren

Vertaal reduzieren van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. reduzieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor reduzieren (Duits) in het Frans

reduzieren:

reduzieren werkwoord (reduziere, reduzierst, reduziert, reduzierte, reduziertet, reduziert)

  1. reduzieren (abpreisen; senken; herabsetzen)
    reduire
  2. reduzieren (einschränken; die Ausgaben einschränken; mindern; )
    épargner; diminuer; économiser; diminuer ses dépenses; réduire; baisser; se restreindre; raccourcir; amoindrir; se garder de
    • épargner werkwoord (épargne, épargnes, épargnons, épargnez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • économiser werkwoord (économise, économises, économisons, économisez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • se restreindre werkwoord
    • raccourcir werkwoord (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • se garder de werkwoord
  3. reduzieren (kürzen; einschränken; vermindern; )
    diminuer; réduire; baisser; décroître; amoindrir; défaillir; amenuiser
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • défaillir werkwoord
    • amenuiser werkwoord (amenuise, amenuises, amenuisons, amenuisez, )
  4. reduzieren (niedriger machen; senken; herabsetzen)
    baisser; solder
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • solder werkwoord (solde, soldes, soldons, soldez, )
  5. reduzieren (verkleinern; verringern; vermindern; mindern)
    rappetisser; réduire; minimiser; rabaisser; diminuer; comprimer; dégonfler; ravaler; amoindrir; miniaturiser
    • rappetisser werkwoord
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • minimiser werkwoord (minimise, minimises, minimisons, minimisez, )
    • rabaisser werkwoord (rabaisse, rabaisses, rabaissons, rabaissez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • comprimer werkwoord (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • dégonfler werkwoord
    • ravaler werkwoord (ravale, ravales, ravalons, ravalez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • miniaturiser werkwoord
  6. reduzieren (minimalisieren)
    minimiser; diminuer; écourter; réduire; raccourcir
    • minimiser werkwoord (minimise, minimises, minimisons, minimisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • écourter werkwoord (écourte, écourtes, écourtons, écourtez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • raccourcir werkwoord (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )
  7. reduzieren (schwinden; schrumpfen; einschrumpfen; )
    amoindrir; décroître; fondre; diminuer
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • fondre werkwoord (fonds, fond, fondons, fondez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
  8. reduzieren (abbauen; vermindern; sinken; )
    décliner; réduire; diminuer; se restreindre; baisser; amoindrir; régresser; décroître
    • décliner werkwoord (décline, déclines, déclinons, déclinez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • se restreindre werkwoord
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • régresser werkwoord (régresse, régresses, régressons, régressez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
  9. reduzieren (abnehmen; schrumpfen; mindern; zurückgehen)
    réduire; diminuer; rétrécir; régresser; descendre; baisser; décroître; amoindrir; s'amoindrir
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • rétrécir werkwoord (rétrécis, rétrécit, rétrécissons, rétrécissez, )
    • régresser werkwoord (régresse, régresses, régressons, régressez, )
    • descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, )
    • baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • décroître werkwoord (décroîs, décroît, décroîssons, décroîssez, )
    • amoindrir werkwoord (amoindris, amoindrit, amoindrissons, amoindrissez, )
    • s'amoindrir werkwoord
  10. reduzieren (zurückdrehen; rückgängig machen; zurückschicken; )
    annuler; tourner en sens contraire; faire tourner dans le sens opposé; faire marche arrière
  11. reduzieren
    réduire
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )

Conjugations for reduzieren:

Präsens
  1. reduziere
  2. reduzierst
  3. reduziert
  4. reduzieren
  5. reduziert
  6. reduzieren
Imperfekt
  1. reduzierte
  2. reduziertest
  3. reduzierte
  4. reduzierten
  5. reduziertet
  6. reduzierten
Perfekt
  1. habe reduziert
  2. hast reduziert
  3. hat reduziert
  4. haben reduziert
  5. habt reduziert
  6. haben reduziert
1. Konjunktiv [1]
  1. reduziere
  2. reduzierest
  3. reduziere
  4. reduzieren
  5. reduzieret
  6. reduzieren
2. Konjunktiv
  1. reduzierte
  2. reduziertest
  3. reduzierte
  4. reduzierten
  5. reduziertet
  6. reduzierten
Futur 1
  1. werde reduzieren
  2. wirst reduzieren
  3. wird reduzieren
  4. werden reduzieren
  5. werdet reduzieren
  6. werden reduzieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde reduzieren
  2. würdest reduzieren
  3. würde reduzieren
  4. würden reduzieren
  5. würdet reduzieren
  6. würden reduzieren
Diverses
  1. reduzier!
  2. reduziert!
  3. reduzieren Sie!
  5. reduziert
  6. reduzierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor reduzieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annuler Abbestellen; Abbrechen
diminuer Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
décroître Absterben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amenuiser beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schrumpfen; vermindern
amoindrir abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; die Ausgaben einschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sich einschränken; sinken; sparen; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen einschrumpfen; geringer werden; kürzen; mindern; minimalisieren; schlechter werden; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern; weniger werden
annuler einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden abbestellen; abblasen; abbrechen; ablehnen; absagen; abschlagen; anbsetzen; annulieren; annullieren; aufheben; ausschlagen; einstellen; eintauschen; einwechseln; lösen; rückgängig machen; stornieren; streichen; tauschen; tilgen; trennen; umtauschen; verabredung absagen; wider'rufen; widerrufen; zurückweisen; zürückschicken
baisser abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; die Ausgaben einschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; niedriger machen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; senken; setzen; sich einschränken; sinken; sparen; sparsamer leben; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abblenden; abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabmindern; herabsacken; herabtragen; herunterrutschen; hinunterbringen; sausen; schlechter werden; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; verblassen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken
comprimer mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern drücken; eindrücken; einschnüren; festhalten; festklammern; klammern; kneifen; komprimieren; platt drücken; schnüren; spannen; umklammern; zerquetschen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwicken; zwängen
descendre abnehmen; mindern; reduzieren; schrumpfen; zurückgehen ablaufen; abschießen; absetzen; absitzen; absteigen; an Land gehen; anlegen; aussteigen; aussteigen lassen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; herabkommen; herabmindern; herabsacken; herabschiessen; herabspringen; herabsteigen; herabtragen; herunterrutschen; herunterschiessen; heruntersteigen; hinabgleiten; hinabsteigen; hingeraten; hinkommen; hinuntentragen; hinunter lassen; hinunterbringen; hinunterfahren; hinuntergleiten; hinunterkommen; hinunterschiessen; hinuntersteigen; hinuntertragen; nach unten bringen; nach unten gehen; nach unten laufen; niedergehen; niederlassen; niederschießen; schießen auf; schnell nach unten schießen; sinken; steigen; totschießen; töten; umbringen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; zurechtkommen; über den Haufen schießen
diminuer abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; die Ausgaben einschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sich einschränken; sinken; sparen; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen abrutschen; aus Zink; beschränken; durchfallen; durchrasseln; einkürzen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einschränken; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herunterrutschen; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; mit Masse benutzen; mässigen; sausen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
diminuer ses dépenses die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern
décliner abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen ablehnen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; beugen; deklinieren; geringer werden; konjugieren; schlechter werden; verbeugen; verblassen; vermindern; verringern; weigern; weniger werden; zurückweisen
décroître abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen; zusammenschrumpfen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; geringer werden; herabsacken; herunterrutschen; kürzen; mindern; minimalisieren; sausen; schlechter werden; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; verkleinern; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weniger werden; zinken; zurückfahren; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken
défaillir beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schrumpfen; vermindern
dégonfler mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern
faire marche arrière einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden Segel aufziehen; zurückkratzen
faire tourner dans le sens opposé einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden
fondre einschrumpfen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zusammenschrumpfen abtauen; auftauen; auslassen; durchbrennen; kompilieren; schmelzen; tauen; verschmelzen; zerschmelzen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenschmelzen
miniaturiser mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern
minimiser mindern; minimalisieren; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern bagatellisieren; beschönigen; verschleiern
rabaisser mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern ganz kaputt und auseinander holen; herabsetzen; herabwürdigen; kritisieren; schmälern; tadeln
raccourcir die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; minimalisieren; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern abkürzen; beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; nur einen kurzen Augenblick bleiben; schmälern; schneiden; stutzen; verkleinern; verknappen; verkürzen
rappetisser mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern
ravaler mindern; reduzieren; verkleinern; vermindern; verringern abhacken; abschlagen; herabmindern; herabtragen; hinunterbringen
reduire abpreisen; herabsetzen; reduzieren; senken
réduire abbauen; abnehmen; abschwächen; beschränken; die Ausgaben einschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; minimalisieren; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sich einschränken; sinken; sparen; sparsamer leben; verkleinern; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen abkürzen; beschränken; eindicken; einkochen; einkürzen; einschrumpfen; einschränken; geringer werden; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; minimalisieren; minimieren; mit Masse benutzen; mässigen; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; umrechnen; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; weniger werden
régresser abbauen; abnehmen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen einliefern; einreichen; einsenden
rétrécir abnehmen; mindern; reduzieren; schrumpfen; zurückgehen einschnüren; engermachen; schrumpfen; schwinden; sich verengen; verengen; verschmälern
s'amoindrir abnehmen; mindern; reduzieren; schrumpfen; zurückgehen einschrumpfen; kürzen; mindern; minimalisieren; schrumpfen; verkleinern; vermindern; verringern
se garder de die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern achtgeben; aufpassen; hüten vor
se restreindre abbauen; abschwächen; die Ausgaben einschränken; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sich einschränken; sinken; sparen; sparsamer leben; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen
solder herabsetzen; niedriger machen; reduzieren; senken abdecken; abrechnen; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausgleichen; ausräumen; ausstreichen; ausverkaufen; befriedigen; bergen; bewahren; ebnen; egalisieren; glätten; lagern; nachzahlen; speichern; tilgen; verrechnen; weglegen; wegräumen; zahlen
tourner en sens contraire einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden eintauschen; einwechseln; tauschen; umtauschen
économiser die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; biegen; die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; sammeln; scharen; sicheinschränken; sparen; sparsamerleben; umbiegen; verbiegen; versammeln; übrigbehalten
écourter minimalisieren; reduzieren abkürzen; beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen
épargner die Ausgaben einschränken; einschränken; mindern; reduzieren; sich einschränken; sparsamer leben; vermindern Geld auf der Bank tun; achten; ansammeln; aufbewahren; die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; sammeln; scharen; sicheinschränken; sparen; sparsamerleben; versammeln; verschonen; übrigbehalten

Synoniemen voor "reduzieren":


Wiktionary: reduzieren

reduzieren
Cross Translation:
FromToVia
• reduzieren → réduire ↔ diminish — To make smaller
• reduzieren → réduire ↔ reduce — to bring down
• reduzieren → économiser ↔ bezuinigen — door zuinig met geld of iets anders om te gaan de uitgaven verminderen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0929 seconde
Page rendered in 1.0 seconds