Duits
Uitgebreide vertaling voor kreuzigen (Duits) in het Frans
kreuzigen:
-
kreuzigen
crucifier; mettre en croix-
crucifier werkwoord (crucifie, crucifies, crucifions, crucifiez, crucifient, crucifiais, crucifiait, crucifiions, crucifiiez, crucifiaient, crucifiai, crucifias, crucifia, crucifiâmes, crucifiâtes, crucifièrent, crucifierai, crucifieras, crucifiera, crucifierons, crucifierez, crucifieront)
-
mettre en croix werkwoord
-
-
kreuzigen (überqueren)
traverser; croiser; louvoyer; crucifier-
traverser werkwoord (traverse, traverses, traversons, traversez, traversent, traversais, traversait, traversions, traversiez, traversaient, traversai, traversas, traversa, traversâmes, traversâtes, traversèrent, traverserai, traverseras, traversera, traverserons, traverserez, traverseront)
-
croiser werkwoord (croise, croises, croisons, croisez, croisent, croisais, croisait, croisions, croisiez, croisaient, croisai, croisas, croisa, croisâmes, croisâtes, croisèrent, croiserai, croiseras, croisera, croiserons, croiserez, croiseront)
-
louvoyer werkwoord (louvoie, louvoies, louvoyons, louvoyez, louvoient, louvoyais, louvoyait, louvoyions, louvoyiez, louvoyaient, louvoyai, louvoyas, louvoya, louvoyâmes, louvoyâtes, louvoyèrent, louvoierai, louvoieras, louvoiera, louvoierons, louvoierez, louvoieront)
-
crucifier werkwoord (crucifie, crucifies, crucifions, crucifiez, crucifient, crucifiais, crucifiait, crucifiions, crucifiiez, crucifiaient, crucifiai, crucifias, crucifia, crucifiâmes, crucifiâtes, crucifièrent, crucifierai, crucifieras, crucifiera, crucifierons, crucifierez, crucifieront)
-
Conjugations for kreuzigen:
Präsens
- kreuzige
- kreuzigst
- kreuzigt
- kreuzigen
- kreuzigt
- kreuzigen
Imperfekt
- kreuzigte
- kreuzigtest
- kreuzigte
- kreuzigten
- kreuzigtet
- kreuzigten
Perfekt
- habe gekreuzigt
- hast gekreuzigt
- hat gekreuzigt
- haben gekreuzigt
- habt gekreuzigt
- haben gekreuzigt
1. Konjunktiv [1]
- kreuzige
- kreuzigest
- kreuzige
- kreuzigen
- kreuziget
- kreuzigen
2. Konjunktiv
- kreuzigte
- kreuzigtest
- kreuzigte
- kreuzigten
- kreuzigtet
- kreuzigten
Futur 1
- werde kreuzigen
- wirst kreuzigen
- wird kreuzigen
- werden kreuzigen
- werdet kreuzigen
- werden kreuzigen
1. Konjunktiv [2]
- würde kreuzigen
- würdest kreuzigen
- würde kreuzigen
- würden kreuzigen
- würdet kreuzigen
- würden kreuzigen
Diverses
- kreuzig!
- kreuzigt!
- kreuzigen Sie!
- gekreuzigt
- kreuzigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor kreuzigen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| croiser | kreuzigen; überqueren | begegnen; entgegen; köpern |
| crucifier | kreuzigen; überqueren | |
| louvoyer | kreuzigen; überqueren | ausweeichen; gegen den Wind einfahren; lavieren; sich nicht festlegen |
| mettre en croix | kreuzigen | |
| traverser | kreuzigen; überqueren | aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchfahren; durchfliegen; durchhalten; durchkommen; durchmachen; durchqueren; durchreisen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; herumreisen; herüberfahren; hindurchreisen; hinüberfahren; leiden; miterleben; mitmachen; reisen; sinken; standhalten; stehlen; tragen; umherreisen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überfliegen; übergehen; überqueren; überstehen |