Korrumpieren in het Frans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor korrumpieren (Duits) in het Frans

korrumpieren (bestechen)
corrompre; acheter
- corrompre werkwoord (corromps, corromp, corrompons, corrompez, corrompent, corrompais, corrompait, corrompions, corrompiez, corrompaient, corrompis, corrompit, corrompîmes, corrompîtes, corrompirent, corromprai, corrompras, corrompra, corromprons, corromprez, corrompront)
- acheter werkwoord (achète, achètes, achetons, achetez, achètent, achetais, achetait, achetions, achetiez, achetaient, achetai, achetas, acheta, achetâmes, achetâtes, achetèrent, achèterai, achèteras, achètera, achèterons, achèterez, achèteront)
korrumpieren (entstellen; entarten)
corrompre; ruiner; gâcher
- corrompre werkwoord (corromps, corromp, corrompons, corrompez, corrompent, corrompais, corrompait, corrompions, corrompiez, corrompaient, corrompis, corrompit, corrompîmes, corrompîtes, corrompirent, corromprai, corrompras, corrompra, corromprons, corromprez, corrompront)
- ruiner werkwoord (ruine, ruines, ruinons, ruinez, ruinent, ruinais, ruinait, ruinions, ruiniez, ruinaient, ruinai, ruinas, ruina, ruinâmes, ruinâtes, ruinèrent, ruinerai, ruineras, ruinera, ruinerons, ruinerez, ruineront)
- gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, gâchent, gâchais, gâchait, gâchions, gâchiez, gâchaient, gâchai, gâchas, gâcha, gâchâmes, gâchâtes, gâchèrent, gâcherai, gâcheras, gâchera, gâcherons, gâcherez, gâcheront)

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acheter	bestechen; korrumpieren	abkaufen; ankaufen; aufkaufen; einkaufen; entschädigen; erstehen; erwerben; kaufen; zurückzahlen
corrompre	bestechen; entarten; entstellen; korrumpieren	abfaulen; faulen; verderben; verfaulen; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verseuchen; wegfaulen
gâcher	entarten; entstellen; korrumpieren	abfaulen; ausfaulen; faulen; fummeln; gerinnen; herumpfuschen; pfuschen; sauer werden; stümpern; verderben; verfaulen; vergeuden; vergießen; vergällen; verhunzen; verkommen lassen; verkrümeln; verlottern; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verprassen; verschwenden; verseuchen; vertun; verwahrlosen lassen; wegfaulen; wegschmeißen
ruiner	entarten; entstellen; korrumpieren	abbrechen; abnehmen; abreißen; abtragen; abwracken; ausradieren; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; verkommen; vernichten; verpesten; verschrotten; verseuchen; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten; zurückgehen; zurücklaufen