Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
knapp:
- serré; juste; étroit; étroitement; raide; tout près de; près de; à côté; proche de; proche; près; au-dessus; voisin; avoisinant; restreint; petit; étouffé; ténu; limité; étouffant; pressant; petitement; tout juste; avec peu d'espace; sec; pauvre; mince; désseché; frugal; aride; peu; maigre; minable; grêle; tari; misérable; pitoyable; chiche; malingre; pingre; ladre; dépourvu; défavorisé; frêle; fluet; sobre; parcimonieux; rare; pauvrement; sobrement; gêné; à court d'argent; exact; précis; consciencieux; exactement; méticuleux; minutieux; minutieusement; méticuleusement; consciencieusement; en détail; avec précision; d'une finesse vaporeuse; provincial; petit-bourgeois; borné; mesquin; exigu; étriqué; à l'étroit; sommaire; concis; bref; succinctement; brièvement; succinct; au minimum; minime; minimal
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor knapp (Duits) in het Frans
knapp:
-
knapp (hauteng; enganliegend; straff; prall)
serré; juste; étroit; étroitement; raide-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
étroit bijvoeglijk naamwoord
-
étroitement bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (in-der-Nähe; nahe; naheliegend; dicht; nah; eng)
tout près de; près de; à côté; proche de; proche; près; au-dessus; voisin; avoisinant; restreint-
tout près de bijvoeglijk naamwoord
-
près de bijvoeglijk naamwoord
-
à côté bijvoeglijk naamwoord
-
proche de bijvoeglijk naamwoord
-
proche bijvoeglijk naamwoord
-
près bijvoeglijk naamwoord
-
au-dessus bijvoeglijk naamwoord
-
voisin bijvoeglijk naamwoord
-
avoisinant bijvoeglijk naamwoord
-
restreint bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (unter dem Mindestmaß; klein; äußerst klein; winzig; minderwertig)
-
knapp (eng; schmal)
étroit; serré; petit; restreint; étouffé; ténu; étroitement; limité; étouffant; pressant; petitement-
étroit bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
restreint bijvoeglijk naamwoord
-
étouffé bijvoeglijk naamwoord
-
ténu bijvoeglijk naamwoord
-
étroitement bijvoeglijk naamwoord
-
limité bijvoeglijk naamwoord
-
étouffant bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (mit wenig Platz; eng; schmal)
étroit; serré; restreint; étroitement; petitement; juste; tout juste; avec peu d'espace-
étroit bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
restreint bijvoeglijk naamwoord
-
étroitement bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
tout juste bijvoeglijk naamwoord
-
avec peu d'espace bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (karg; trocken; dürr; kärglich; mager)
sec; pauvre; mince; désseché; frugal; aride; peu; maigre; minable; grêle; tari; misérable; pitoyable; chiche; malingre; pingre; ladre-
sec bijvoeglijk naamwoord
-
pauvre bijvoeglijk naamwoord
-
mince bijvoeglijk naamwoord
-
désseché bijvoeglijk naamwoord
-
frugal bijvoeglijk naamwoord
-
aride bijvoeglijk naamwoord
-
peu bijvoeglijk naamwoord
-
maigre bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
grêle bijvoeglijk naamwoord
-
tari bijvoeglijk naamwoord
-
misérable bijvoeglijk naamwoord
-
pitoyable bijvoeglijk naamwoord
-
chiche bijvoeglijk naamwoord
-
malingre bijvoeglijk naamwoord
-
pingre bijvoeglijk naamwoord
-
ladre bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (dürftig; spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein)
-
knapp (armselig; empfindlich; schmächtig; winzig; geringfügig; eng; gering; karg; dürftig; hinfällig; schäbig; hager; ärmlich)
pauvre; mince; maigre; sobre; chiche; parcimonieux; rare; pauvrement; sobrement-
pauvre bijvoeglijk naamwoord
-
mince bijvoeglijk naamwoord
-
maigre bijvoeglijk naamwoord
-
sobre bijvoeglijk naamwoord
-
chiche bijvoeglijk naamwoord
-
parcimonieux bijvoeglijk naamwoord
-
rare bijvoeglijk naamwoord
-
pauvrement bijvoeglijk naamwoord
-
sobrement bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (knapp bei Kasse sein; prall; straff; hauteng; klamm sein; enganliegend)
-
knapp (haarfein; genau; korrekt; eigen; pünktlich; sorgfältig; treffend; strikt; hauchdünn; akkurat; hauchzart; geleckt; haargenau; hauchfein; haarscharf; tipp-topp; haarklein; piekfein)
exact; précis; consciencieux; exactement; méticuleux; minutieux; minutieusement; méticuleusement; consciencieusement; en détail; avec précision; d'une finesse vaporeuse-
exact bijvoeglijk naamwoord
-
précis bijvoeglijk naamwoord
-
consciencieux bijvoeglijk naamwoord
-
exactement bijvoeglijk naamwoord
-
méticuleux bijvoeglijk naamwoord
-
minutieux bijvoeglijk naamwoord
-
minutieusement bijvoeglijk naamwoord
-
méticuleusement bijvoeglijk naamwoord
-
consciencieusement bijvoeglijk naamwoord
-
en détail bijvoeglijk naamwoord
-
avec précision bijvoeglijk naamwoord
-
d'une finesse vaporeuse bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (nicht im überfluss; gering)
-
knapp (kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; eng; klein; gering; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; kleinlich; borniert; knickrig; kleinbürgerlich)
petit; provincial; petit-bourgeois; borné; serré; mesquin; exigu; étriqué; petitement; à l'étroit-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
provincial bijvoeglijk naamwoord
-
petit-bourgeois bijvoeglijk naamwoord
-
borné bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
mesquin bijvoeglijk naamwoord
-
exigu bijvoeglijk naamwoord
-
étriqué bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'étroit bijvoeglijk naamwoord
-
-
knapp (bündig; kurz; summarisch)
sommaire; concis; bref; succinctement; brièvement; succinct; au minimum; minime; minimal-
sommaire bijvoeglijk naamwoord
-
concis bijvoeglijk naamwoord
-
bref bijvoeglijk naamwoord
-
succinctement bijvoeglijk naamwoord
-
brièvement bijvoeglijk naamwoord
-
succinct bijvoeglijk naamwoord
-
au minimum bijvoeglijk naamwoord
-
minime bijvoeglijk naamwoord
-
minimal bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor knapp:
Synoniemen voor "knapp":
Wiktionary: knapp
knapp
Cross Translation:
adjective
knapp
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knapp | → concis | ↔ concise — brief and precise |
• knapp | → serré | ↔ lean — having little extra or little to spare |
• knapp | → insuffisant; rare; maigre | ↔ scant — very little |
• knapp | → succinct | ↔ succinct — brief and to the point |
• knapp | → laconique | ↔ terse — of a concise style or speech |