Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. intim:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor intim (Duits) in het Frans

intim:

intim bijvoeglijk naamwoord

  1. intim (vertraulich; vertraut)
    intime
    • intime bijvoeglijk naamwoord
  2. intim (gemütlich; vertraulich; vertraut; traulich)
    confidentiel; confidentiellement; en confidence; intime; intimement

Vertaal Matrix voor intim:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confidentiel gemütlich; intim; traulich; vertraulich; vertraut
confidentiellement gemütlich; intim; traulich; vertraulich; vertraut
en confidence gemütlich; intim; traulich; vertraulich; vertraut
intime gemütlich; intim; traulich; vertraulich; vertraut angenehm; behaglich; gemutlich; gemütlich; gesellig; heimlich; häuslich; schön; stimmungsvoll; umgänglich; unterhaltend; unterhaltsam; vergnüglich; wohlfühlend; wohltuend
intimement gemütlich; intim; traulich; vertraulich; vertraut angenehm; behaglich; gemutlich; gemütlich; gesellig; heimlich; häuslich; schön; stimmungsvoll; umgänglich; unterhaltend; unterhaltsam; vergnüglich; wohlfühlend; wohltuend

Synoniemen voor "intim":


Wiktionary: intim

intim
adjective
  1. vertraut, eng verbunden, innerst, innerlichst
intim
adjective
  1. profondément intérieur, en parlant surtout de ce qui fait l’essence réelle d’une chose.

Cross Translation:
FromToVia
intim intime intimate — of or involved in a sexual relationship