Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- gemessen:
- messen:
-
Wiktionary:
- messen → mesurer
- messen → rivaliser, mesurer, chronométrer
Duits
Uitgebreide vertaling voor gemessen (Duits) in het Frans
gemessen:
-
gemessen (adäquat; geeignet; passend; entsprechend; angemessen)
approprié; convenable; adéquat; bon; correspondant; adapté; décent; acceptable; proportionné; comme il faut-
approprié bijvoeglijk naamwoord
-
convenable bijvoeglijk naamwoord
-
adéquat bijvoeglijk naamwoord
-
bon bijvoeglijk naamwoord
-
correspondant bijvoeglijk naamwoord
-
adapté bijvoeglijk naamwoord
-
décent bijvoeglijk naamwoord
-
acceptable bijvoeglijk naamwoord
-
proportionné bijvoeglijk naamwoord
-
comme il faut bijvoeglijk naamwoord
-
-
gemessen (abgemessen; bemessen)
Vertaal Matrix voor gemessen:
gemessen vorm van messen:
-
messen (kartieren; vermessen; bemessen; aufmessen)
mettre en carte; dresser la carte de; mesurer-
mettre en carte werkwoord
-
dresser la carte de werkwoord
-
mesurer werkwoord (mesure, mesures, mesurons, mesurez, mesurent, mesurais, mesurait, mesurions, mesuriez, mesuraient, mesurai, mesuras, mesura, mesurâmes, mesurâtes, mesurèrent, mesurerai, mesureras, mesurera, mesurerons, mesurerez, mesureront)
-
Conjugations for messen:
Präsens
- messe
- meßt
- meßt
- messen
- messt
- messen
Imperfekt
- maß
- maßt
- maß
- massen
- maßt
- massen
Perfekt
- habe gemessen
- hast gemessen
- hat gemessen
- haben gemessen
- habt gemessen
- haben gemessen
1. Konjunktiv [1]
- messe
- messest
- messe
- messen
- messet
- messen
2. Konjunktiv
- mäße
- mäßest
- mäße
- mäßen
- mäßt
- mäßen
Futur 1
- werde messen
- wirst messen
- wird messen
- werden messen
- werdet messen
- werden messen
1. Konjunktiv [2]
- würde messen
- würdest messen
- würde messen
- würden messen
- würdet messen
- würden messen
Diverses
- mess!
- messt!
- messen Sie!
- gemessen
- messend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor messen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dresser la carte de | aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen | |
mesurer | aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen | Tiefe peilen; loten |
mettre en carte | aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen |
Synoniemen voor "messen":
Wiktionary: messen
messen
Cross Translation:
verb
messen
-
reflexiv: sich mit jemandem vergleichen
- messen → mesurer
-
intransitiv: ein bestimmtes Maß[3], Größe haben
- messen → mesurer
-
transitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
- messen → mesurer
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• messen | → rivaliser | ↔ compete — to contend |
• messen | → mesurer | ↔ gauge — measure |
• messen | → mesurer | ↔ measure — ascertain the quantity of a unit |
• messen | → chronométrer | ↔ time — to measure time |
• messen | → mesurer | ↔ meten — de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde |
Computer vertaling door derden: