Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal geölt

Vertaal geölt van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. geölt:
  2. ölen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor geölt (Duits) in het Frans

geölt:

geölt bijvoeglijk naamwoord

  1. geölt
    graissé; huilé
  2. geölt
    enduit
    • enduit bijvoeglijk naamwoord
  3. geölt
    huilé
    • huilé bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor geölt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enduit Belag; Grundiermasse; Schicht; Spachtelmasse
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enduit geölt
graissé geölt
huilé geölt

ölen:

ölen werkwoord (öle, ölst, ölt, ölte, öltet, geölt)

  1. ölen (abfahren; abreisen; losfahren; )
    partir; quitter; s'envoler; s'en aller
    • partir werkwoord (pars, part, partons, partez, )
    • quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, )
    • s'envoler werkwoord
    • s'en aller werkwoord
  2. ölen (schmieren; einschmieren; fetten; )
    lubrifier; graisser; huiler
    • lubrifier werkwoord (lubrifie, lubrifies, lubrifions, lubrifiez, )
    • graisser werkwoord (graisse, graisses, graissons, graissez, )
    • huiler werkwoord (huile, huiles, huilons, huilez, )
  3. ölen (salben)
    sacrer; oindre
    • sacrer werkwoord (sacre, sacres, sacrons, sacrez, )
    • oindre werkwoord (oins, oint, oignons, oignez, )

Conjugations for ölen:

Präsens
  1. öle
  2. ölst
  3. ölt
  4. ölen
  5. ölt
  6. ölen
Imperfekt
  1. ölte
  2. öltest
  3. ölte
  4. ölten
  5. öltet
  6. ölten
Perfekt
  1. habe geölt
  2. hast geölt
  3. hat geölt
  4. haben geölt
  5. habt geölt
  6. haben geölt
1. Konjunktiv [1]
  1. öle
  2. ölest
  3. öle
  4. ölen
  5. ölet
  6. ölen
2. Konjunktiv
  1. ölte
  2. öltest
  3. ölte
  4. ölten
  5. öltet
  6. ölten
Futur 1
  1. werde ölen
  2. wirst ölen
  3. wird ölen
  4. werden ölen
  5. werdet ölen
  6. werden ölen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ölen
  2. würdest ölen
  3. würde ölen
  4. würden ölen
  5. würdet ölen
  6. würden ölen
Diverses
  1. öl!
  2. ölt!
  3. ölen Sie!
  5. geölt
  6. ölend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ölen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
graisser abschmieren; einfetten; einreiben; einschmieren; fetten; schmieren; ölen anschmieren; beklecksen; beschmieren; lästern; verläumden
huiler abschmieren; einfetten; einreiben; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
lubrifier abschmieren; einfetten; einreiben; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
oindre salben; ölen
partir abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abreisen; absegeln; anfangen; anheben; aufbrechen; aufnehmen; aus dem amt treten; ausreißen; ausscheiden; aussegeln; austreten; beginnen; davoneilen; einsetzen; entkommen; entschlafen; fliehen; flüchten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; fortrennen; gehen; im Sterben liegen; losfahren; seineZelteabbrechen; sich aufmachen; starten; sterben; umkommen; verlassen; wegfahren; weggehen; weglaufen; wegreisen; zugrunde gehen
quitter abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abreisen; aufbrechen; aus dem amt treten; ausscheiden; austreten; beenden; fortfahren; fortgehen; fortreisen; im Stich lassen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen
s'en aller abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abhauen; abkratzen; abreisen; abzischen; abzwitschen; aufbrechen; aus dem amt treten; ausreißen; ausscheiden; austreten; davoneilen; desertieren; durchbrennen; durchgehen; entkommen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; fortrennen; losfahren; seineZelteabbrechen; sich zum Teufel scheren; verlassen; wegfahren; weggehen; weglaufen; wegreisen
s'envoler abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfliegen; abheben; abspringen; akzelerieren; angehen; anlaufen; ansteigen; anziehen; aufbrechen; auffliegen; aufführen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwachsen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; ausfliegen; brausen um; davoneilen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; flattern; fortfliegen; heben; heranwachsen; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; herumvliegen; hinauffliegen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; sausen um; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; umherfliegen; verkehren; verwehen; verwirken; wachsen; wallen; wappern; wegfliegen; wegsausen; wegwehen
sacrer salben; ölen brummeln; brummen; grunzen; knurren; krönen; murren

Synoniemen voor "ölen":


Wiktionary: ölen

ölen
verb
  1. jemanden oder etwas mit Öl einschmieren
Cross Translation:
FromToVia
• ölen → oindre; enduire; étaler; étendre ↔ anoint — to smear or rub over with oil or an unctuous substance
• ölen → oindre ↔ anoint — to apply oil to or to pour oil upon
• ölen → huiler ↔ oliën — met olie bewerken

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0581 seconde
Page rendered in 1.0 seconds