Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
früher:
- dernier; passé; précédent; ancien; antérieur; autrefois; ex-; du temps; auparavant; précédemment; de ce temps-là; jadis; antérieurement; d'antan; d'avant; d'alors; de l'époque; dans le temps; plus tôt; anciennement; il y a; voilà; avant; antérieur à; ouvrant la marche; qui donne le ton; qui donne l'exemple; qui marche en tête; d'autrefois
-
Wiktionary:
- früher → auparavant, jadis, autrefois, plus tôt, ancien, anciennement, antérieurement
- früher → autrefois
Duits
Uitgebreide vertaling voor früher (Duits) in het Frans
früher:
-
früher (ehemalig; vorig; seinerzeitig)
dernier; passé; précédent; ancien; antérieur; autrefois; ex-; du temps; auparavant; précédemment; de ce temps-là; jadis; antérieurement; d'antan; d'avant; d'alors; de l'époque-
dernier bijvoeglijk naamwoord
-
passé bijvoeglijk naamwoord
-
précédent bijvoeglijk naamwoord
-
ancien bijvoeglijk naamwoord
-
antérieur bijvoeglijk naamwoord
-
autrefois bijvoeglijk naamwoord
-
ex- bijvoeglijk naamwoord
-
du temps bijvoeglijk naamwoord
-
auparavant bijvoeglijk naamwoord
-
précédemment bijvoeglijk naamwoord
-
de ce temps-là bijvoeglijk naamwoord
-
jadis bijvoeglijk naamwoord
-
antérieurement bijvoeglijk naamwoord
-
d'antan bijvoeglijk naamwoord
-
d'avant bijvoeglijk naamwoord
-
d'alors bijvoeglijk naamwoord
-
de l'époque bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher (in vergangener Zeit; vorher; davor)
auparavant; autrefois; dans le temps; plus tôt; anciennement; précédemment; jadis; antérieurement; il y a; voilà-
auparavant bijvoeglijk naamwoord
-
autrefois bijvoeglijk naamwoord
-
dans le temps bijvoeglijk naamwoord
-
plus tôt bijvoeglijk naamwoord
-
anciennement bijvoeglijk naamwoord
-
précédemment bijvoeglijk naamwoord
-
jadis bijvoeglijk naamwoord
-
antérieurement bijvoeglijk naamwoord
-
il y a bijvoeglijk naamwoord
-
voilà bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher (eher)
plus tôt; avant; auparavant; autrefois; antérieurement; jadis-
plus tôt bijvoeglijk naamwoord
-
avant bijvoeglijk naamwoord
-
auparavant bijvoeglijk naamwoord
-
autrefois bijvoeglijk naamwoord
-
antérieurement bijvoeglijk naamwoord
-
jadis bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher (vorangehend; vorhergehend; vorig)
précédent; antérieur; antérieur à-
précédent bijvoeglijk naamwoord
-
antérieur bijvoeglijk naamwoord
-
antérieur à bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher
antérieurement; auparavant; jadis; autrefois-
antérieurement bijvoeglijk naamwoord
-
auparavant bijvoeglijk naamwoord
-
jadis bijvoeglijk naamwoord
-
autrefois bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher (vorhergehend; vorangehend; vorig)
ouvrant la marche; qui donne le ton; qui donne l'exemple; qui marche en tête-
ouvrant la marche bijvoeglijk naamwoord
-
qui donne le ton bijvoeglijk naamwoord
-
qui donne l'exemple bijvoeglijk naamwoord
-
qui marche en tête bijvoeglijk naamwoord
-
-
früher (derzeitig; seinerzeitig)
d'alors; d'autrefois; de l'époque-
d'alors bijvoeglijk naamwoord
-
d'autrefois bijvoeglijk naamwoord
-
de l'époque bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor früher:
Synoniemen voor "früher":
Wiktionary: früher
früher
Cross Translation:
-
-
-
Anciennement, jadis, au temps passé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• früher | → plus tôt | ↔ earlier — comparitive of early and of soon |
• früher | → ancien; autrefois | ↔ erstwhile — former, previous |
• früher | → anciennement; autrefois; auparavant | ↔ formerly — at some time in the past |
• früher | → jadis; autrefois | ↔ once — formerly |
• früher | → autrefois; auparavant; antérieurement | ↔ previously — at an earlier time |