Duits

Uitgebreide vertaling voor erledigt (Duits) in het Frans

erledigt:

erledigt bijvoeglijk naamwoord

  1. erledigt (fertig; aus; beendet; )
    prêt; fini; passé; fait; terminé; disposé; préparé; achevé; exécuté
  2. erledigt
    conclu; réglé; terminé

Vertaal Matrix voor erledigt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait Affäre; Akt; Angelegenheit; Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Fakt; Fall; Frage; Geschehen; Handlung; Sache; Tat; Tatsache; Vorfall; Vorgang; Werk; Zwischenfall
passé Vergangenheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achevé aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet aus; ausgelernt; beendet; einwandfrei; fehlerfrei; fehlerlos; fertig; perfekt; tadellos; vollendet
conclu erledigt
disposé aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet aufgelegt; bereit; einsatzbereit; fertig; geneigt; gestimmt; klar; parat; zugetan
exécuté aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet aus; ausgeführt; beendet; durchgeführt; fertig; geexicutierd; todgeschossen; vollendet; vollzogen
fait aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet aus; ausgeführt; beendet; bereit; durchgeführt; erschaffen; fertig; gar; geboren; gebürtig; gemacht; geschaffen; hergestellt; kreiert; neu hergestellt; produziert; vollendet; vollzogen
fini aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet abgerundet; abgeschlossen; aus; aushäusig; beendet; bereit; daraus; einwandfrei; fehlerfrei; fehlerlos; fertig; gar; perfekt; tadellos; vollendet
passé aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet armselig; armutig; beendet; durchgegeben; ehemalig; elend; faul; früher; fällig; historisch; letzt; mittellos; passiert; ranzig; schlecht; schlottrig; schäbig; seinerzeitig; stinkend; stinkig; um; unansehnlich; verdorben; verfault; vergammelt; vergangen; verirrt; verloren; verlottert; verludert; verrotet; verschwunden; verstrichen; vorig; weitergegeben; weitergeleitet; zerlumpt; ärmlich; übermittelt
préparé aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet auf alles vorbereitet; aus; bedachtsam; beendet; bereit; einsatzbereit; fertig; gar; klar; parat; präpariert; vollendet; vorbereitet
prêt aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet Darlehen; aus; beendet; bereit; einsatzbereit; fertig; flink; gar; geneigt; geschwind; hastig; klar; parat; rasch; schleunig; schnell; startbereit; startfertig; vollendet; zugetan
réglé erledigt abbezahlt; abgelöst; beglichen; bezahlt; gleichmäßig; in einem festen Rythmus; regelmäßig
terminé aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet abgerundet; abgeschlossen; aus; beendet; bereit; fertig; gar; vollendet

Synoniemen voor "erledigt":


erledigt vorm van erledigen:

erledigen werkwoord (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)

  1. erledigen (fertig bringen; abmachen)
    compléter; finir; accomplir; achever; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de
    • compléter werkwoord (complète, complètes, complétons, complétez, )
    • finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • achever werkwoord (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • mettre au point werkwoord
    • effectuer werkwoord (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • supprimer werkwoord (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, )
    • conclure werkwoord (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • mettre fin à werkwoord
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
    • se terminer werkwoord
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • parfaire werkwoord (parfais, parfait, parfaisons, parfaites, )
    • parachever werkwoord (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, )
    • prendre fin werkwoord
    • en finir werkwoord
    • s'achever werkwoord
    • s'acquitter de werkwoord
  2. erledigen (tun; verrichten; betreiben; )
    faire; accomplir; exécuter; réaliser; s'acquitter de
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • réaliser werkwoord (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • s'acquitter de werkwoord
  3. erledigen (auslöschen; ausradieren; ausrotten; vertilgen; entvölkern)
    effacer; enlever; essuyer; entraîner; aplatir; aplanir; faire disparaître; balayer; gommer; torcher
    • effacer werkwoord (efface, effaces, effaçons, effacez, )
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • essuyer werkwoord (essuie, essuies, essuyons, essuyez, )
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • aplatir werkwoord (aplatis, aplatit, aplatissons, aplatissez, )
    • aplanir werkwoord (aplanis, aplanit, aplanissons, aplanissez, )
    • faire disparaître werkwoord
    • balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, )
    • gommer werkwoord (gomme, gommes, gommons, gommez, )
    • torcher werkwoord (torche, torches, torchons, torchez, )
  4. erledigen (töten; ermorden; umbringen; fertigmachen)
    tuer; assassiner; liquider; abattre; supprimer; égorger; descendre
    • tuer werkwoord (tue, tues, tuons, tuez, )
    • assassiner werkwoord (assassine, assassines, assassinons, assassinez, )
    • liquider werkwoord (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • abattre werkwoord (abbats, abbat, abbattons, abbattez, )
    • supprimer werkwoord (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • égorger werkwoord (égorge, égorges, égorgeons, égorgez, )
    • descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, )
  5. erledigen (verwüsten; vernichten; zerstören; )
    détruire; ruiner; dévaster; ravager; saccager
    • détruire werkwoord (détruis, détruit, détruisons, détruisez, )
    • ruiner werkwoord (ruine, ruines, ruinons, ruinez, )
    • dévaster werkwoord (dévaste, dévastes, dévastons, dévastez, )
    • ravager werkwoord (ravage, ravages, ravageons, ravagez, )
    • saccager werkwoord (saccage, saccages, saccageons, saccagez, )
  6. erledigen (liquidieren; vernichten; töten; ausschalten)
    tuer; exécuter; assassiner; liquider; éliminer une personne
    • tuer werkwoord (tue, tues, tuons, tuez, )
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • assassiner werkwoord (assassine, assassines, assassinons, assassinez, )
    • liquider werkwoord (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
  7. erledigen (zuendespielen; fertigstellen; fertigmachen; )
    réussir; parvenir; réussir à faire; achever; réussir à achever; finir
    • réussir werkwoord (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • parvenir werkwoord (parviens, parvient, parvenons, parvenez, )
    • réussir à faire werkwoord
    • achever werkwoord (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, )
  8. erledigen (fusilieren; niederschießen; exekutieren; )
    exécuter; assassiner; tuer; fusiller; égorger; descendre; abattre
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • assassiner werkwoord (assassine, assassines, assassinons, assassinez, )
    • tuer werkwoord (tue, tues, tuons, tuez, )
    • fusiller werkwoord (fusille, fusilles, fusillons, fusillez, )
    • égorger werkwoord (égorge, égorges, égorgeons, égorgez, )
    • descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, )
    • abattre werkwoord (abbats, abbat, abbattons, abbattez, )

Conjugations for erledigen:

Präsens
  1. erledige
  2. erledigst
  3. erledigt
  4. erledigen
  5. erledigt
  6. erledigen
Imperfekt
  1. erledigte
  2. erledigtest
  3. erledigte
  4. erledigten
  5. erledigtet
  6. erledigten
Perfekt
  1. habe erledigt
  2. hast erledigt
  3. hat erledigt
  4. haben erledigt
  5. habt erledigt
  6. haben erledigt
1. Konjunktiv [1]
  1. erledige
  2. erledigest
  3. erledige
  4. erledigen
  5. erlediget
  6. erledigen
2. Konjunktiv
  1. erledigte
  2. erledigtest
  3. erledigte
  4. erledigten
  5. erledigtet
  6. erledigten
Futur 1
  1. werde erledigen
  2. wirst erledigen
  3. wird erledigen
  4. werden erledigen
  5. werdet erledigen
  6. werden erledigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erledigen
  2. würdest erledigen
  3. würde erledigen
  4. würden erledigen
  5. würdet erledigen
  6. würden erledigen
Diverses
  1. erledig!
  2. erledigt!
  3. erledigen Sie!
  4. erledigt
  5. erledigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erledigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abattre abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; niederschießen; totschießen; töten; umbringen Bäume fällen; abbrechen; abhauen; abholzen; abhouwen; abschießen; auseinandernehmen; brechen; deprimieren; entzwei gehen; erschießen; exekutieren; fusilieren; fällen; ganz kaputt und auseinander holen; hacken; hauen; herabschiessen; herabspringen; herunterschiessen; hinunterschiessen; in Stücke brechen; kappen; niederschießen; niederschlagen; schießen auf; schlachten; schnell nach unten schießen; totschießen; umblasen; umhacken; umhauen; umkippen; umschlagen; umwehen; wegbrechen; zerbrechen; zu Boden schlagen; über den Haufen schießen
accomplir abmachen; ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; fertig bringen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ablegen; bewirken; bilden; durchsetzen; eintreten; erzeugen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; realisieren; schaffen; sich vollziehen; verwirklichen; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen; wahrmachen; zurechtbringen; zurücklegen; zustande bringen
achever abmachen; beenden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; vollbringen; vollenden; zuendespielen abbrechen; abrechnen; abschreiben; abtreten; aufbessern; aufhören; ausbauen; ausbessern; austragen; austrinken; beenden; berichtigen; beschließen; enden; ergänzen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; in Ordnung bringen; klären; komplettieren; leer trinken; leeren; perfektionieren; schließen; tilgen; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden; zahlen; zu Ende schreiben; zu Ende spielen
aplanir auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abplatten; abscheuern; aufpolieren; ausbügeln; ausrüsten; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; feilen; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glattstreichen; glimmen; glitzern; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
aplatir auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abplatten; ebnen; egalisieren; ganz platt stampfen; platt drücken; platt treten; zerquetschen
assassiner abschießen; ausschalten; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; liquidieren; niederschießen; totschießen; töten; umbringen; vernichten ermorden; umbringen; verhunzen
balayer auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abräumen; abseifen; abwischen; aufwischen; aus dem Weg räumen; ausradieren; ausrotten; ausräumen; eliminieren; entleeren; fortwischen; führen; leiten; lenken; räumen; verschwimmen; wegfegen; wegwischen; wischen
compléter abmachen; erledigen; fertig bringen aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
compléter quelque chose abmachen; erledigen; fertig bringen
conclure abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; ableiten; abmachen; abschließen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entnehmen; entscheiden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; folgern; halten; komplettieren; konkludieren; schließen; schlußfolgern; vereinbaren; vervollständigen; vollenden
descendre abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; niederschießen; totschießen; töten; umbringen ablaufen; abnehmen; abschießen; absetzen; absitzen; absteigen; an Land gehen; anlegen; aussteigen; aussteigen lassen; erschießen; exekutieren; fusilieren; herabkommen; herabmindern; herabsacken; herabschiessen; herabspringen; herabsteigen; herabtragen; herunterrutschen; herunterschiessen; heruntersteigen; hinabgleiten; hinabsteigen; hingeraten; hinkommen; hinuntentragen; hinunter lassen; hinunterbringen; hinunterfahren; hinuntergleiten; hinunterkommen; hinunterschiessen; hinuntersteigen; hinuntertragen; mindern; nach unten bringen; nach unten gehen; nach unten laufen; niedergehen; niederlassen; niederschießen; reduzieren; schießen auf; schnell nach unten schießen; schrumpfen; sinken; steigen; totschießen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; zurechtkommen; zurückgehen; über den Haufen schießen
détruire abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern abbrechen; abreißen; abschaffen; abtragen; abwracken; aufdecken; aufheben; auflösen; aushöhlen; ausmerzen; ausradieren; ausreißen; ausrotten; beeinträchtigen; beschädigen; entnerven; entzweireißen; ganz kaputt und auseinander holen; niederreißen; verheeren; verschrotten; vertilgen; verwüsten; wegbrechen; wegreißen; zehren; zerbrechen; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten
dévaster abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern abbrechen; ausradieren; ganz kaputt und auseinander holen; verheeren; verwüsten; wegbrechen; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten
effacer auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abwischen; ausradieren; ausrotten; eliminieren; fortwischen; löschen; verschwimmen; vertuschen; verwischen; wegwischen
effectuer abmachen; erledigen; fertig bringen arbeiten; bewirken; bilden; durchsetzen; eintreten; erzeugen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; kontrollieren; nachprüfen; prüfen; realisieren; schaffen; sich vollziehen; testen; tun; verrichten; verwirklichen; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen; zurechtbringen; zustande bringen; überprüfen
en finir abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; aufhören; beenden; beschließen; enden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; schließen; vollenden
enlever auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abhandenmachen; abnehmen; abreißen; abräumen; abtrennen; aufdröseln; aufholen; aufnesteln; aus dem Weg räumen; ausheben; ausholen; auskleiden; ausleeren; ausnehmen; ausräumen; ausziehen; blamieren; entblößen; entfernen; entführen; entgegenhalten; entkleiden; entleeren; entnehmen; entwenden; fortnehmen; fortschleppen; freimachen; herausnehmen; herunterholen; hinterziehen; jemandem etwas nachtragen; klauen; leeren; leermachen; nachtragen; nachtragend sein; pflücken; rauben; räumen; rügen; schelten; stehlen; tadeln; verleumden; verstecken; veruntreuen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen; wegschneiden; wegstecken; zurechtweisen
entraîner auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abrichten; ausbilden; bestechen; betören; bezaubern; bilden; dahinziehen; dressieren; einstudieren; einüben; entwickeln; exerzieren; fortziehen; führen; heranbilden; heranlocken; herauslocken; ködern; leiten; lenken; mit sich mitschleifen; mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; proben; repetieren; schleifen; schleppen; sichwiederholen; studieren; trainieren; treideln; verführen; verleiten; verlocken; weiterziehen; üben
essuyer auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abscheuern; abstreichen; abwischen; fegen; putzen; scheuern; schrubben
exécuter abmachen; abschießen; ausrichten; ausschalten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; ermorden; erreichen; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertig bringen; fusilieren; handeln; leisten; liquidieren; niederschießen; schaffen; schütten; totschießen; treiben; tun; töten; umbringen; vernichten; verrichten; vollziehen; vornehmen arbeiten; ausführen; ausüben; betreiben; bewirken; durchsetzen; eintreten; exekutieren; fertigbringen; fusilieren; hinkriegen; hinrichten; pflegen; schaffen; sich vollziehen; treiben; tun; verrichten; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen
faire abmachen; ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; fertig bringen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen Sport treiben; anfangen; anfertigen; anheben; anrichten; anstiften; antun; aufnehmen; auslösen; ausüben; beginnen; betreiben; bewirken; bilden; einsetzen; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herbeiführen; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; pflegen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; starten; treiben; tun; verfertigen; verursachen
faire disparaître auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen ausradieren; ausrotten; eliminieren
finir abmachen; beenden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; vollbringen; vollenden; zuendespielen abbrechen; ablaufen; abmachen; anhalten; aufbessern; aufessen; aufhören; aufzehren; ausbauen; ausbekommen; ausbessern; ausheben; auskriegen; ausleeren; ausräumen; ausspielen; austragen; austrinken; beenden; benutzen; berichtigen; beschließen; bestimmen; die Freundschaft beenden; enden; entleeren; entscheiden; ergehen; ergänzen; essen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; halten; herausnehmen; in Ordnung bringen; in die Brüche gehen; klären; komplettieren; konsumieren; leer trinken; leeren; perfektionieren; schließen; speisen; verbrauchen; vereinbaren; vergehen; verspeisen; verstreichen; vervollkommnen; vervollständigen; verzehren; vollenden; vorbei gehen; zu Ende laufen; zu Ende spielen
fusiller abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen erschießen; executieren; hinrichten; schießen auf; totschießen
gommer auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
liquider ausschalten; erledigen; ermorden; fertigmachen; liquidieren; töten; umbringen; vernichten abdecken; abräumen; abschaffen; annullieren; aufbewahren; aufdecken; aufheben; auflösen; aufräumen; ausräumen; ausstreichen; ausverkaufen; bergen; bewahren; ebnen; egalisieren; ganz kaputt und auseinander holen; glätten; lagern; liquidieren; speichern; weglegen; wegräumen; widerrufen
mettre au point abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; abstimmen; anpassen; anprobieren; aufhören; ausbessern; beenden; beschließen; deichseln; einstellen; enden; erneuern; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; fixen; flicken; gleichrichten; gleichschalten; gutmachen; halten; hinkriegen; innovieren; montieren; reparieren; restaurieren; scharf stellen; schließen; vollenden; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen
mettre fin à abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren; vollenden
parachever abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; aufhören; aufrücken; beenden; befördert werden; beschließen; enden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; frisieren; halten; retuschieren; schließen; vollenden
parfaire abmachen; erledigen; fertig bringen aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; etwas vollkommen machen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
parvenir beenden; erledigen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; vollbringen; vollenden; zuendespielen Erfolg haben; ablaufen; abspritzen; beenden; bewirken; durchsetzen; ejakulieren; erfolgreich sein; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vergehen; verstreichen; vollbringen; vollführen; vorbei gehen
prendre fin abmachen; erledigen; fertig bringen abbrechen; ablaufen; abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; die Freundschaft beenden; enden; entscheiden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; halten; in die Brüche gehen; schließen; vereinbaren; vergehen

Synoniemen voor "erledigen":


Wiktionary: erledigen

erledigen
verb
  1. sich von selbst erledigen: nicht mehr der Vollendung bedürfen; ohne Zutun fertig werden
  2. Ganovenslang: jemanden umbringen
  3. etwas fertig machen; zu Ende bringen; eine Arbeit tun, die noch aussteht
  4. (umgangssprachlich) gegen jemanden so vorgehen, dass er dadurch Macht und Einfluss verliert oder wehrlos wird
erledigen
verb
  1. Accomplir beaucoup de travail rapidement.
  2. donner, procurer de la commodité.
  3. arranger (transitive) (fr)
  4. (Par analogie) Ruiner, conduire à la faillite
  5. arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
  6. rendre libre de ce qui oppresser, de ce qui faire souffrir, de ce qui incommoder.
  7. achever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.
  8. Rendre libre une personne ou un objet qui détenir par une loi ou une personne.
  9. rétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.
  10. borner, limiter.

Cross Translation:
FromToVia
erledigen mettre à exécution; mettre en application; accomplir; réaliser carry out — To fulfill
erledigen arranger beredderen — in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen

Verwante vertalingen van erledigt