Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal beurteilen

Vertaal beurteilen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. beurteilen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beurteilen (Duits) in het Frans

beurteilen:

beurteilen werkwoord (beurteile, beurteilst, beurteilt, beurteilte, beurteiltet, beurteilt)

  1. beurteilen (kritisieren; jurieren; rezensieren)
    apprécier; critiquer
    • apprécier werkwoord (apprécie, apprécies, apprécions, appréciez, )
    • critiquer werkwoord (critique, critiques, critiquons, critiquez, )
  2. beurteilen (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    discuter; parler de; débattre; convaincre; causer de
    • discuter werkwoord (discute, discutes, discutons, discutez, )
    • parler de werkwoord
    • débattre werkwoord (débats, débat, débattons, débattez, )
    • convaincre werkwoord (convaincs, convainc, convainquons, convainquez, )
    • causer de werkwoord
  3. beurteilen (jurieren; zensurieren)
    être membre d'un jury

Conjugations for beurteilen:

Präsens
  1. beurteile
  2. beurteilst
  3. beurteilt
  4. beurteilen
  5. beurteilt
  6. beurteilen
Imperfekt
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Perfekt
  1. habe beurteilt
  2. hast beurteilt
  3. hat beurteilt
  4. haben beurteilt
  5. habt beurteilt
  6. haben beurteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. beurteile
  2. beurteilest
  3. beurteile
  4. beurteilen
  5. beurteilet
  6. beurteilen
2. Konjunktiv
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Futur 1
  1. werde beurteilen
  2. wirst beurteilen
  3. wird beurteilen
  4. werden beurteilen
  5. werdet beurteilen
  6. werden beurteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beurteilen
  2. würdest beurteilen
  3. würde beurteilen
  4. würden beurteilen
  5. würdet beurteilen
  6. würden beurteilen
Diverses
  1. beurteil!
  2. beurteilt!
  3. beurteilen Sie!
  5. beurteilt
  6. beurteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beurteilen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprécier beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren abwägen; achten; anregen; ausmachen; bestimmen; ehren; ermessen; hochachten; hochhalten; hochschätzen; kritisieren; raten; respektieren; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; verehren; vorschlagen; würdigen; zuraten; überschlagen
causer de ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen
convaincre ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern aufreden; aufschwatzen; bereden; einwickeln; herumkriegen; umstimmen; unterbekommen; unterkriegen; völlig verändern; überreden; überzeugen
critiquer beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren anprangern; aussetzen; beanstanden; bemerken; bemäkeln; bemängeln; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; heruntermachen; hinhalten; hinterhertragen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; kritisieren; mißbilligen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verurteilen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen
discuter ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern argumentieren; ausdrücken; babbeln; bemerken; beraten; bereden; berichten; debattieren; deklamieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchsprechen; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konsultieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; miteinander sprechen; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sich sanken; sich streiten; sichzanken; sprechen; streiten; tratschen; weitererzählen; äußern
débattre ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern Sitzung halten; abwägen; argumentieren; beraten; beratschlagen; bereden; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchsprechen; eine Versammlung abhalten; konferieren; konsultieren; sich beraten; sichzanken; streiten; tagen
parler de ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen
être membre d'un jury beurteilen; jurieren; zensurieren

Synoniemen voor "beurteilen":


Wiktionary: beurteilen

beurteilen
verb
  1. (transitiv) über jemanden oder etwas ein Urteil fällen
beurteilen
Cross Translation:
FromToVia
• beurteilen → juger ↔ judge — to form an opinion on
• beurteilen → juger ↔ beoordelen — tot een oordeel komen over iets

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0414 seconde
Page rendered in 1.0 seconds