Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal bemessen

Vertaal bemessen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bemessen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bemessen (Duits) in het Frans

bemessen:

bemessen werkwoord (bemesse, bemißt, bemaß, bemaßt, bemessen)

  1. bemessen (kartieren; messen; vermessen; aufmessen)
    mettre en carte; dresser la carte de; mesurer
    • mettre en carte werkwoord
    • mesurer werkwoord (mesure, mesures, mesurons, mesurez, )

Conjugations for bemessen:

Präsens
  1. bemesse
  2. bemißt
  3. bemißt
  4. bemessen
  5. bemeßt
  6. bemessen
Imperfekt
  1. bemaß
  2. bemaßtest
  3. bemaß
  4. bemaßen
  5. bemaßt
  6. bemassen
Perfekt
  1. habe bemessen
  2. hast bemessen
  3. hat bemessen
  4. haben bemessen
  5. habt bemessen
  6. haben bemessen
1. Konjunktiv [1]
  1. bemesse
  2. bemessest
  3. bemesse
  4. bemessen
  5. bemesset
  6. bemessen
2. Konjunktiv
  1. bemäße
  2. bemäßest
  3. bemäße
  4. bemäßen
  5. bemäßet
  6. bemäßen
Futur 1
  1. werde bemessen
  2. wirst bemessen
  3. wird bemessen
  4. werden bemessen
  5. werdet bemessen
  6. werden bemessen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bemessen
  2. würdest bemessen
  3. würde bemessen
  4. würden bemessen
  5. würdet bemessen
  6. würden bemessen
Diverses
  1. bemess!
  2. bemesst!
  3. bemessen Sie!
  5. bemessen
  6. bemessend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

bemessen bijvoeglijk naamwoord

  1. bemessen (gemessen; abgemessen)
    raide; figé
    • raide bijvoeglijk naamwoord
    • figé bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bemessen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dresser la carte de aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen
mesurer aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen Tiefe peilen; loten
mettre en carte aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
figé abgemessen; bemessen; gemessen erstarrt; starr; versteift
raide abgemessen; bemessen; gemessen abgespannt; barsch; besoffen; betrunken; blau; brüsk; bäuerisch; dickköpfig; dünn; eckig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; enganliegend; entspannt; erstarrt; flau; flegelhaft; gebrechlich; griesgrämig; grob; grobschlächtig; hauteng; hilflos; hinfällig; hölzern; kantig; knapp; knurrig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mit leerer Tasche; mißlich; prall; rauh; sauertöpfisch; schlacksig; schlaff; schlapp; schlechtgelaunt; schneidig; schwer betrunken; schwerfällig; schwächlich; sinnlos betrunken; standhaft; starr; starrköpfig; starrsinnig; steif; stelzbeinig; stier; stockbesoffen; stockbetrunken; straff; stramm; streng; störrisch; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; trotzig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; unbeugsam; unerschütterlich; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; unverwandt; völlig betrunken; weich; welk; widerborstig; widerspenstig; widerwillig; wässerig

Synoniemen voor "bemessen":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0414 seconde
Page rendered in 1.0 seconds