Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. auf die Nerven gehen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor auf die Nerven gehen (Duits) in het Frans

auf die Nerven gehen:

auf die Nerven gehen werkwoord

  1. auf die Nerven gehen (ärgern; irritieren; stören; )
    énerver; irriter; agacer; piquer; s'irriter
    • énerver werkwoord (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • irriter werkwoord (irrite, irrites, irritons, irritez, )
    • agacer werkwoord (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )
    • s'irriter werkwoord

Vertaal Matrix voor auf die Nerven gehen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agacer auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern anblasen; anfachen; anfeuern; anschüren; belästigen; brennen; brutal vorgehen; einschüchtern; jemandem lästig fallen; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; schüren; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern
irriter auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern hindern; piesacken; provozieren; raspeln; reiben; reizen; schikanieren; striezen; stören; triezen; vergiften; vergällen; verleiden; verstimmen; zusetzen; ärgern
piquer auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern abhandenmachen; abschmeicheln; abstauben; abstäuben; anbeißen; anfressen; anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; beißen; einstechen; einstecken; enteignen; entwenden; erbetteln; erfassen; ergreifen; erhitzen; erregen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; genießen; grapschen; hinterziehen; kitzeln; klauen; klemmen; knuddeln; kosen; krallen; prickeln; raspeln; rauben; reiben; reizen; schleckern; schlemmen; schmausen; schmeicheln; schnappen; spritzen; stechen; stecken; stehlen; sticheln; stimulieren; strecken; verletzen; veruntreuen; wegkappern; wegnehmen; wegschnappen; zubeißen
s'irriter auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern sich ärgern
énerver auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern anblasen; anfachen; anfeuern; anschüren; aufhetzen; aufpeitschen; aufputschen; aufstacheln; aufwiegeln; brennen; entnerven; schüren

Wiktionary: auf die Nerven gehen

auf die Nerven gehen
  1. nerven, stören
auf die Nerven gehen
Cross Translation:
FromToVia
auf die Nerven gehen aggacer; énerver tick off — to annoy, aggravate

Verwante vertalingen van auf die Nerven gehen