Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal ankleiden

Vertaal ankleiden van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ankleiden:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ankleiden (Duits) in het Frans

ankleiden:

ankleiden werkwoord (kleide an, kleidest an, kleidet an, kleidete an, kleidetet an, angekleidet)

  1. ankleiden (anziehen; sichanziehen; kleiden; anlegen)
    mettre; habiller; se vêtir; se couvrir; s'habiller
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • habiller werkwoord (habille, habilles, habillons, habillez, )
    • se vêtir werkwoord
    • se couvrir werkwoord
    • s'habiller werkwoord
  2. ankleiden (polstern; bekleiden; beziehen; ausstatten)
    revêtir; tapisser; recouvrir; couvrir; garnir; décorer
    • revêtir werkwoord (revêts, revêt, revêtons, revêtez, )
    • tapisser werkwoord (tapisse, tapisses, tapissons, tapissez, )
    • recouvrir werkwoord (recouvre, recouvres, recouvrons, recouvrez, )
    • couvrir werkwoord (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )
    • garnir werkwoord (garnis, garnit, garnissons, garnissez, )
    • décorer werkwoord (décore, décores, décorons, décorez, )

Conjugations for ankleiden:

Präsens
  1. kleide an
  2. kleidest an
  3. kleidet an
  4. kleiden an
  5. kleidet an
  6. kleiden an
Imperfekt
  1. kleidete an
  2. kleidetest an
  3. kleidete an
  4. kleideten an
  5. kleidetet an
  6. kleideten an
Perfekt
  1. habe angekleidet
  2. hast angekleidet
  3. hat angekleidet
  4. haben angekleidet
  5. habt angekleidet
  6. haben angekleidet
1. Konjunktiv [1]
  1. kleide an
  2. kleidest an
  3. kleide an
  4. kleiden an
  5. kleidet an
  6. kleiden an
2. Konjunktiv
  1. kleidete an
  2. kleidetest an
  3. kleidete an
  4. kleideten an
  5. kleidetet an
  6. kleideten an
Futur 1
  1. werde ankleiden
  2. wirst ankleiden
  3. wird ankleiden
  4. werden ankleiden
  5. werdet ankleiden
  6. werden ankleiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ankleiden
  2. würdest ankleiden
  3. würde ankleiden
  4. würden ankleiden
  5. würdet ankleiden
  6. würden ankleiden
Diverses
  1. kleid an!
  2. kleidet an!
  3. kleiden Sie an!
  5. angekleidet
  6. ankleidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ankleiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvrir ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern Zeit beanspruchen; abblenden; abbüßen; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; ausgleichen; bedecken; begrenzen; bekleiden; belohnen; berichten; bestreuen; besäen; bewachsen; beziehen; ein Buch einschlagen; einbringen; einhüllen; einkreisen; einpacken; einwickeln; entgelten; erläutern; ersetzen; erstatten; gutmachen; herumreichen; honorieren; hüllen; kamouflieren; kompensieren; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; sühnen; umspannen; umzäunen; verdecken; vergüten; verhüllen; verkleiden; verpacken; verschleiern; versehen; wiedergeben; wiedergutmachen; überdachen; überspannen
décorer ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern anmalen; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; dekorieren; einen Orden verleihen; einkleiden; feinmachen; herausputzen; in den Ritterstand erheben; schminken; schmücken; unterscheiden; verzieren; zum Ritter schlagen
garnir ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern anmalen; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren; vollenden; zieren
habiller ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen sich anziehen; sich ausschmücken; sich kleiden
mettre ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbinden; anbringen; anketten; anlegen; anrichten; aufbewahren; aufheben; aufstellen; auftischen; auftragen; austreiben; bauen; bedienen; befestigen; beisetzen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; dienen; dokumentieren; einordnen; einrichten; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; einteilen; eintreten; einweisen; etwas hinlegen; festbinden; festhalten; festmachen; fügen; geben; gruppieren; heften; herbeiführen; herstellen; heucheln; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; plazieren; postieren; schalten; schlingen; servieren; setzen; stationieren; stecken; stellen; umbinden; umtun; unteraus legen; unterbringen; verankern; vergeben; verlegen; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; wegbergen; zumachen; zuziehen
recouvrir ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern abdecken; bedecken; bekleiden; beziehen; einpacken; einwickeln; verdecken; verkleiden; verpacken; versehen; überdachen; überdecken
revêtir ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern bedecken; bekleiden; beziehen; hüllen; innehaben; umkleiden; umziehen; verdecken; verkleiden; versehen; zumachen; zuziehen
s'habiller ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen sich anziehen; sich ausschmücken; sich kleiden
se couvrir ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen bedecken; bekleiden; beziehen; einmieten; verdecken; verkleiden; versehen
se vêtir ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen sich anziehen; sich ausschmücken; sich kleiden
tapisser ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern bedecken; bekleiden; beziehen; etikettieren; tapezieren; verdecken; verkleiden; versehen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
se couvrir anlaufen

Synoniemen voor "ankleiden":


Wiktionary: ankleiden

ankleiden
Cross Translation:
FromToVia
• ankleiden → habiller ↔ dress — to clothe (something or somebody)
• ankleiden → habiller ↔ aankleden — zijn kledij aantrekken

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van ankleiden







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0717 seconde
Page rendered in 1.0 seconds