Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Uhr (Duits) in het Frans

Uhr:

Uhr [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Uhr (Zeitraum; Zeitabschnitt; Abschnitt)
    l'heure
    • heure [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Uhr
    la montre
    • montre [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Uhr (Armbanduhr)
    l'horloge; la montre; la pendule; la clochette; la cloche; la sonnerie; la sonnette
    • horloge [la ~] zelfstandig naamwoord
    • montre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pendule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clochette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cloche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sonnerie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sonnette [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Uhr (Systemuhr)

Vertaal Matrix voor Uhr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cloche Armbanduhr; Uhr Bummelant; Bummler; Drückeberger; Drückebergerin; Dummchen; Dummköpchen; Faulenzer; Faulpelz; Flasche; Gehwerk; Glasglocke; Glocke; Hohlköpfchen; Horizont; Irre; Kimm; Kirchenglocke; Klingel; Käseglocke; Müßiggänger; Nichtsnutz; Schelle; Schwachköpfchen; Schwachsinnige; Sclappschwanz; Strohköpfchen; Tagedieb; Taugenichts; Turmglocke; Uhrwerk; gescheiterte Existenz
clochette Armbanduhr; Uhr Glocke; Glöckchen; Horizont; Kimm; Klingel; Schelle; kleine Uhr; tickendes Uhrwerk
heure Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum time
horloge Armbanduhr; Uhr Gehwerk; Kirchenglocke; Uhrwerk
montre Armbanduhr; Uhr Glöckchen; kleine Uhr; tickendes Uhrwerk
pendule Armbanduhr; Uhr Gehwerk; Uhrwerk; Wanduhr
sonnerie Armbanduhr; Uhr Anrufen; Geklingel; Glocke; Glockengeläut; Glockenschlag; Glockenspiel; Horizont; Kimm; Klingel; Klingeln; Klingelton; Läuten der Glocken; Rufton; Schelle; Trompetensignal; Wecker; anrufen; klingeln
sonnette Armbanduhr; Uhr Dampframme; Glocke; Glockenspieler; Glöckner; Handglocke; Horizont; Kimm; Klingel; Rammblock; Ramme; Schelle; Türglocke; Türklingel
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
horloge Systemuhr; Uhr
horloge système Systemuhr; Uhr

Synoniemen voor "Uhr":


Wiktionary: Uhr

Uhr
noun
  1. Instrument zur Messung der Zeit, Chronometer
  2. Zusatz zur (offiziellen) Zeitangabe, zur Frage nach dem Zeitpunkt; siehe auch: Verzeichnis:Deutsch/Uhrzeit
Uhr
noun
  1. Heures écoulées depuis minuit ou midi
  2. horloge
  3. Traductions à trier suivant le sens
  4. horloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule.

Cross Translation:
FromToVia
Uhr horloge clock — instrument to measure or keep track of time
Uhr montre watch — portable or wearable timepiece
Uhr horloge uurwerk — een mechaniek dat de tijd bijhoudt of aangeeft

Verwante vertalingen van Uhr