Sprecher in het Frans vertaald uit het Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sprecher (Duits) in het Frans

der Sprecher (Redner; Lektor)
le locuteur; l'orateur; le conférencier; le quelqu'un qui fait un discours
- locuteur [le ~] zelfstandig naamwoord
- orateur [le ~] zelfstandig naamwoord
- conférencier [le ~] zelfstandig naamwoord
- quelqu'un qui fait un discours [le ~] zelfstandig naamwoord
der Sprecher (Ansager)
l'haut-parleur; le baffle; l'enceinte
- haut-parleur [le ~] zelfstandig naamwoord
- baffle [le ~] zelfstandig naamwoord
- enceinte [la ~] zelfstandig naamwoord
der Sprecher (Ansager)
l'annonceurs; le présentateurs; le speakers
- annonceurs [le ~] zelfstandig naamwoord
- présentateurs [le ~] zelfstandig naamwoord
- speakers [le ~] zelfstandig naamwoord
der Sprecher (Wortführer; Wortführerin; Redner; Sprecherin)
le porte-parole; l'orateur
- porte-parole [le ~] zelfstandig naamwoord
- orateur [le ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
annonceurs	Ansager; Sprecher
baffle	Ansager; Sprecher
conférencier	Lektor; Redner; Sprecher
enceinte	Ansager; Sprecher	Festungsgraben; Festungsmauer; Reling; Ringmauer; Schanze; Umfasungsmauer; Verschanzung
haut-parleur	Ansager; Sprecher	Freisprechvorrichtung; Lautsprecher
locuteur	Lektor; Redner; Sprecher
orateur	Lektor; Redner; Sprecher; Sprecherin; Wortführer; Wortführerin	Rezitator; Vortragskünstler
orateurs	Sprecher
porte-parole	Redner; Sprecher; Sprecherin; Wortführer; Wortführerin	Megaphon; Sprachrohr; Sprecherin; Trichter; Wortführerin
présentateurs	Ansager; Sprecher	Anbieter
quelqu'un qui fait un discours	Lektor; Redner; Sprecher
speakers	Ansager; Sprecher
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
enceinte		schwanger

Sprecher

noun

Personne qui peut parler dans une langue
- locuteur → Sprecher
Celui qui composer, qui prononcer des discours, des ouvrages d’éloquence.
- orateur → Redner; Sprecher

Cross Translation:

From	To	Via
• Sprecher	→ speaker; présentateur; annonceur	↔ announcer — announcer
• Sprecher	→ parleur; locuteur	↔ speaker — one who speaks