Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Schisma:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schisma (Duits) in het Frans

Schisma:

Schisma [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schisma (Ruptur; Spaltung)
    la rupture
    • rupture [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. Schisma (Glaubenskonflikt; Spaltung; Glaubensspaltung)
    le schisme
    • schisme [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. Schisma (Glaubensspaltung; Spaltung)
    le schisme; la scission
    • schisme [le ~] zelfstandig naamwoord
    • scission [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schisma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rupture Ruptur; Schisma; Spaltung Abbrechung; Abbruch; Bruch; Fraktur; Riß; Sprung; Trennung; Unterbrechung
schisme Glaubenskonflikt; Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
scission Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung Abspaltung

Synoniemen voor "Schisma":

  • Kirchenspaltung

Wiktionary: Schisma

Schisma
noun
  1. Religion: Spaltung von Religionsgemeinschaften
Schisma
noun
  1. division au sein d’une Église donnant naissance à une nouvelle Église.