Schale in het Frans vertaald uit het Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schale (Duits) in het Frans

die Schale (Kaserole; Schüssel; Stollen; Gefäß)
le plat résistant à la chaleur du four
- plat résistant à la chaleur du four [le ~] zelfstandig naamwoord
die Schale (Schälchen; Schüsselchen; Schüssel)
la soucoupe; le petit plateau; le petit plat
- soucoupe [la ~] zelfstandig naamwoord
- petit plateau [le ~] zelfstandig naamwoord
- petit plat [le ~] zelfstandig naamwoord
die Schale (Napf; Behälter; Schüssel; Gefäß)
le bac; la mangeoire; la gamelle; le récipient; la jatte
- bac [le ~] zelfstandig naamwoord
- mangeoire [la ~] zelfstandig naamwoord
- gamelle [la ~] zelfstandig naamwoord
- récipient [le ~] zelfstandig naamwoord
- jatte [la ~] zelfstandig naamwoord
die Schale
la peau; la pelure; l'écorce; la cosse; la gousse
- peau [la ~] zelfstandig naamwoord
- pelure [la ~] zelfstandig naamwoord
- écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
- cosse [la ~] zelfstandig naamwoord
- gousse [la ~] zelfstandig naamwoord
die Schale (Eierschale)
la coquille d'oeuf
- coquille d'oeuf [la ~] zelfstandig naamwoord
die Schale (Bast; Rinde; Borke)
l'écorce; l'écale
- écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
- écale [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bac	Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel	Abiturzeugnis; Abschlußzeugnis; Diplom; Futterkrippe; Futtertrog; Reifezeugnis
coquille d'oeuf	Eierschale; Schale	Eierbecher
cosse	Schale
gamelle	Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel	Futterkrippe; Futtertrog; Speisekessel
gousse	Schale	Hülsenfrucht
jatte	Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel	Bowle; Futterkrippe; Futtertrog
mangeoire	Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel	Futterkrippe; Futtertrog; Krippe
peau	Schale	Fell; Flosse; Haut; Häutchen; Häute; Membran; Muschel; Pelz; Umhüllung
pelure	Schale
petit plat	Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen
petit plateau	Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen
plat résistant à la chaleur du four	Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen
récipient	Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel	Futterkrippe; Futtertrog; Sammelbecken; Speicherbecken
soucoupe	Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen
écale	Bast; Borke; Rinde; Schale	Deckel; Kappe
écorce	Bast; Borke; Rinde; Schale	Baumrinde; Borke; Korken; Kruste; Muschel; Propfen; Rinde; Schorf; Stöpsel; Umhüllung

Schale

noun

Auge destinée à divers usages.
- bac → Schale; Kasten; Wanne; Trog; Sandkasten
coupe hémisphérique
- bol → Schale; Trinkschale
caillou
- caillou → Stein; Steinchen; Kopf; Schädel; Haupt; Edelstein; Zucker; Schale
enveloppe extérieure de l’œuf.
- coque → Gehäuse; Rumpf; Schale; Schiffskörper; Schiffsrumpf; Borke; Hülse; Rinde
récipient de forme évasée, généralement hémisphérique, plus large que haut et donc peu profond.
- coupe → Becherglas; Cup; Haarschnitt; Kelchglas; Pokal; Schale; Schnitt; Verschnitt; Zäsur; Zuschneiden; Zuschnitt
Espèce de vase rond, tout d'une pièce et sans rebord, de profondeur intermédiaire entre un grand bol et une écuelle. Généralement en terre cuite, en faïence ou en porcelaine, plus rarement en bois, elle est utilisée dans la confection de plusieurs mets comme les compotes ou les entremets, d
- jatte → Napf; Satte; Schale; Bowle
pièce de vaisselle, à fond plat destinée à contenir les mets qu’on servir sur la table.
- plat → Schale; Schüssel
Enveloppe de certains fruits
- écorce → Hülse; Schale; Pelle; Haut

Cross Translation:

From	To	Via
• Schale	→ bol	↔ bowl — container
• Schale	→ pelure; épluchure	↔ peel — skin of a fruit
• Schale	→ coquillage	↔ shell — hard calcareous or chitinous external covering of many invertebrates
• Schale	→ coquille	↔ shell — hard covering of an egg
• Schale	→ coquille	↔ shell — covering of a nut