Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gipfelpunkt (Duits) in het Frans

Gipfelpunkt:

Gipfelpunkt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gipfelpunkt (Zentrumspitze; Gipfel; Berggipfel)
    la cime; le sommet; le point culminant
  2. der Gipfelpunkt (Gipfel)
    le faîte; le sommet; l'haut; la cime
    • faîte [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sommet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • haut [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cime [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Gipfelpunkt
    le point culminant
  4. der Gipfelpunkt (Hügelgipfel; Gipfel)
    le sommet d'une colline

Vertaal Matrix voor Gipfelpunkt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cime Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Zentrumspitze Berggipfel; Giebelspitze; Gipfel; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Nock; Nocken; Spitze
faîte Gipfel; Gipfelpunkt Giebelspitze; Höhepunkt; Nock; Nocken; Spitze
haut Gipfel; Gipfelpunkt
point culminant Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Zentrumspitze Berggipfel; Drehung; Gipfel; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Klimax; Orgasmus; Spitze; Wendepunkt; Zenit; höchster Punkt
sommet Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Zentrumspitze Berggipfel; Giebelspitze; Gipfel; Gipfelkonferenz; Gipfeltreffen; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Nock; Nocken; Scheitelpunkt; Spitze; Vertex; Zenit; höchster Punkt
sommet d'une colline Gipfel; Gipfelpunkt; Hügelgipfel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haut aus vollem Halse; aus voller Kehle; fest; gefühllos; geräuschvoll; hart; herb; hörbar; kaltblütig; laut; lauthals; lautstark; lärmend; sauer; schnell; schrill; schwierig; steif; streng; tosend; unsanft

Synoniemen voor "Gipfelpunkt":