Flimmern in het Frans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Flimmern:
- étincelle; éclat; étincellement; scintillement; lueur scintillante; lustre; lueur; reflet; flash; éclair; signal lumineux; crépuscule; aube; moment crépusculaire; pénombre; demi-obscurité; lumière crépusculaire; demi-jour

Duits

Uitgebreide vertaling voor Flimmern (Duits) in het Frans

Flimmern:

Flimmern [das ~] zelfstandig naamwoord

Flimmern (Glitzern)
l'étincelle; l'éclat; l'étincellement; le scintillement; la lueur scintillante
- étincelle [la ~] zelfstandig naamwoord
- éclat [le ~] zelfstandig naamwoord
- étincellement [le ~] zelfstandig naamwoord
- scintillement [le ~] zelfstandig naamwoord
- lueur scintillante [la ~] zelfstandig naamwoord
Flimmern (Glänzen; Schimmern; Glitzern; Funkeln)
l'éclat; le lustre; la lueur; l'étincellement; le scintillement
- éclat [le ~] zelfstandig naamwoord
- lustre [le ~] zelfstandig naamwoord
- lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
- étincellement [le ~] zelfstandig naamwoord
- scintillement [le ~] zelfstandig naamwoord
Flimmern (Funkeln; Flackern)
l'étincellement
- étincellement [le ~] zelfstandig naamwoord
Flimmern (Funkeln; Lichtsignal; Schimmer; Glitzern; Glänzen; Lichtzeichen)
le reflet; le flash; l'étincellement; l'éclat; l'éclair; le scintillement; la lueur scintillante; la lueur; le signal lumineux
- reflet [le ~] zelfstandig naamwoord
- flash [le ~] zelfstandig naamwoord
- étincellement [le ~] zelfstandig naamwoord
- éclat [le ~] zelfstandig naamwoord
- éclair [le ~] zelfstandig naamwoord
- scintillement [le ~] zelfstandig naamwoord
- lueur scintillante [la ~] zelfstandig naamwoord
- lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
- signal lumineux [le ~] zelfstandig naamwoord
Flimmern (Schimmern; Funkeln; Blitzen)
l'étincellement; l'éclat; le scintillement
- étincellement [le ~] zelfstandig naamwoord
- éclat [le ~] zelfstandig naamwoord
- scintillement [le ~] zelfstandig naamwoord
Flimmern (Dämmerung; Zwielicht; Finsternis; Dämmerlicht; Halbdunkel; Glühen)
la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour
- crépuscule [la ~] zelfstandig naamwoord
- aube [la ~] zelfstandig naamwoord
- lueur [la ~] zelfstandig naamwoord
- moment crépusculaire [le ~] zelfstandig naamwoord
- pénombre [la ~] zelfstandig naamwoord
- demi-obscurité [la ~] zelfstandig naamwoord
- lumière crépusculaire [la ~] zelfstandig naamwoord
- demi-jour [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Flimmern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aube	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht	Morgendämmerung; Morgenrot; Morgenstunde; Paddel
crépuscule	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht	Abenddämmerung; Dämmerung
demi-jour	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
demi-obscurité	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
flash	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer	Blitz; Blitzlampe; Blitzlicht; Lichtsignal; Lichtzeichen; Reklame; Reklamefilm; Schlag; Schlucker; Strahl; Werbefilm; Werbung
lueur	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Glühen; Halbdunkel; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer; Schimmern; Zwielicht	Abglanz; Angewohnheit; Funke; Fünkchen; Schein; Schimmer; Signalflamme
lueur scintillante	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer
lumière crépusculaire	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
lustre	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern	Festjahr; Hängelampe; Jubeljahr; Jubiläum; Pracht; Prunk; Schein; Schimmer
moment crépusculaire	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht	Abenddämmerung; Dämmerung
pénombre	Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Flimmern; Glühen; Halbdunkel; Zwielicht
reflet	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer	Abstrahlen; Gegenbild; Spiegelbild; Spiegelung; Widerspiegelung; Wiederspiegeln
scintillement	Blitzen; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer; Schimmern	Funkeln; Glänzen
signal lumineux	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer	Blitz; Lichtsignal; Lichtzeichen; Strahl
éclair	Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer	Blitz; Blitzlicht; Himmelsfeuer; Lichtsignal; Lichtzeichen; Pfeil; Schlag; Schlucker; Strahl; Wetterleuchten
éclat	Blitzen; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer; Schimmern	Aufregung; Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Ausladung; Blinken; Bums; Explosion; Fall; Funkeln; Glänzen; Haarlocke; Knall; Krach; Kringel; Leuchteffekt; Leuchten; Locke; Plumps; Schein nach außen; Scherbe; Schimmer; Schnecke; Schnitzel; Schnörkel; Schrumpfung; Schuppe; Schuß; Schwung; Span; Spirale; Splitter; Vulkanausbruch; Welle; aufheben; plötzlliche Enladung
étincelle	Flimmern; Glitzern	Abglanz; Angewohnheit; Funke; Fünkchen; Schein
étincellement	Blitzen; Flackern; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer; Schimmern	Blitz; Funkeln; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Sprudeln; Strahl

Remove Ads

Vertaal Flimmern van Duits naar Frans

Uitgebreide vertaling voor Flimmern (Duits) in het Frans

Flimmern:

Flimmern [das ~] zelfstandig naamwoord

Flimmern (Glitzern)

Flimmern (Glänzen; Schimmern; Glitzern; Funkeln)

Flimmern (Funkeln; Flackern)

Flimmern (Funkeln; Lichtsignal; Schimmer; Glitzern; Glänzen; Lichtzeichen)

Flimmern (Schimmern; Funkeln; Blitzen)

Flimmern (Dämmerung; Zwielicht; Finsternis; Dämmerlicht; Halbdunkel; Glühen)

Vertaal Matrix voor Flimmern: