Eigentum in het Frans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Eigentum:
- propriété; possession; propriétés; biens; bien; crédit; avoir; mobilier; équipement ménager; meubles; biens meubles; actif
Wiktionary:
- Eigentum → propriété
- Eigentum → propriété

Duits

Uitgebreide vertaling voor Eigentum (Duits) in het Frans

Eigentum:

Eigentum [das ~] zelfstandig naamwoord

Eigentum (Besitztum; Recht)
la propriété; la possession; la propriétés; le biens; le bien
- propriété [la ~] zelfstandig naamwoord
- possession [la ~] zelfstandig naamwoord
- propriétés [la ~] zelfstandig naamwoord
- biens [le ~] zelfstandig naamwoord
- bien [le ~] zelfstandig naamwoord
Eigentum (Guthaben; Besitz; Kredit; Habe; Besitztum; Ersparnis)
le crédit; l'avoir
- crédit [le ~] zelfstandig naamwoord
- avoir [le ~] zelfstandig naamwoord
Eigentum (Besitz; Besitztum)
la possession; le biens; la propriété
- possession [la ~] zelfstandig naamwoord
- biens [le ~] zelfstandig naamwoord
- propriété [la ~] zelfstandig naamwoord
Eigentum (Mobiliar; Hausrat; Inventar; Bestand; Besitz; Habe; Besitztum; Hausmobiliar)
le mobilier; l'équipement ménager; le biens; la possession; le meubles; le biens meubles; la propriété; l'actif
- mobilier [le ~] zelfstandig naamwoord
- équipement ménager [le ~] zelfstandig naamwoord
- biens [le ~] zelfstandig naamwoord
- possession [la ~] zelfstandig naamwoord
- meubles [le ~] zelfstandig naamwoord
- biens meubles [le ~] zelfstandig naamwoord
- propriété [la ~] zelfstandig naamwoord
- actif [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Eigentum:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
actif	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar	Anlage; Tatform
avoir	Besitz; Besitztum; Eigentum; Ersparnis; Guthaben; Habe; Kredit	Gutschrift; Reichtum; Vermögen
bien	Besitztum; Eigentum; Recht	Aktiva; Anlage; Bestand; Posten
biens	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar; Recht	Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Handelsgüter; Handelsware; Inventar; Kaufware; Reichtum; Sachen; Vermögen; Ware; Zeug
biens meubles	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar
crédit	Besitz; Besitztum; Eigentum; Ersparnis; Guthaben; Habe; Kredit	Anleihe; Darlehen; Kompliment; Kredit; Kreditverleihung; Lob; Passiva; Vorschuß
meubles	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar	Ameublement; Dekoration; Einrichtung; Innenausstattung; Mobiliar; Möbel; Wohnungseinrichting; Wonungsausstattung
mobilier	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar	Dekoration; Einrichtung; Innenausstattung; Wohnungseinrichting; Wonungsausstattung
possession	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar; Recht
propriété	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar; Recht	Besitz; Besonderheit; Charakterbeschreibung; Charaktereigenschaft; Charakterisierung; Charakteristik; Charakterschilderung; Charakterskizze; Domäne; Eigenart; Eigenschaft; Eignung; Einschläge; Grundbesitz; Grundeigentum; Landbesitz; Landeigentum; Landgut; Landsitz; Spur
propriétés	Besitztum; Eigentum; Recht	Besitztümer; Güter; Landgüter
équipement ménager	Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avoir		beschwindeln; besitzen; haben; hereinlegen; verarschen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
actif		aktiv; arbeitsam; berufstätig; beschäftigt; betriebsam; beweglich; eifrig; emsig; energisch; fleißig; geschäftig; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; quick; schnellwirkend; strebsam; tatkräftig; tätig; unruhig; wirksam; zugreifend
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bien		angenehm; appetittlich; artig; attraktiv; bei weitem; besonders; brav; einverstanden; erfreulich; fein; freundlich; freundschaftlich; gehörig; gesellig; gesäubert; gutaussehend; herrlich; herzlich; hübsch; in Ordnung; köstlich; lecker; lieb; liebenswürdig; nett; prima; pur; rein; reizend; richtig; sauber; schmackhaft; schmuck; schön; sehr; sittsam; sympathisch; süß; tadellos; verlockend; vorbildlich

Synoniemen voor "Eigentum":

Besitz; Besitzstand; Hab und Gut; Habseligkeiten; Siebensachen; Vermögen

Wiktionary: Eigentum

Eigentum

noun

Plural selten: etwas jemandem Gehörendes
- Eigentum → propriété
Recht, kein Plural: Recht, mit einer Sache nach Belieben zu verfahren
- Eigentum → propriété

Cross Translation:

From	To	Via
• Eigentum	→ propriété	↔ property — something owned
• Eigentum	→ propriété	↔ property — exclusive right of possessing, enjoying and disposing of a thing

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal Eigentum van Duits naar Frans

Uitgebreide vertaling voor Eigentum (Duits) in het Frans

Eigentum:

Eigentum [das ~] zelfstandig naamwoord

Eigentum (Besitztum; Recht)

Eigentum (Guthaben; Besitz; Kredit; Habe; Besitztum; Ersparnis)

Eigentum (Besitz; Besitztum)

Eigentum (Mobiliar; Hausrat; Inventar; Bestand; Besitz; Habe; Besitztum; Hausmobiliar)

Vertaal Matrix voor Eigentum:

Synoniemen voor "Eigentum":

Wiktionary: Eigentum