Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal Ehepartner

Vertaal Ehepartner van Duits naar Frans

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Ehepartner:
- époux; épouse; compagnon; conjoint; homme; mari
Wiktionary:
- Ehepartner → conjoint
- Ehepartner → épouse, époux

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ehepartner (Duits) in het Frans

Ehepartner:

Ehepartner [der ~] zelfstandig naamwoord

der Ehepartner (Lebensgefährte; Partner)
l'époux; l'épouse; le compagnon; le conjoint; l'homme; le mari
- époux [le ~] zelfstandig naamwoord
- épouse [la ~] zelfstandig naamwoord
- compagnon [le ~] zelfstandig naamwoord
- conjoint [le ~] zelfstandig naamwoord
- homme [le ~] zelfstandig naamwoord
- mari [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ehepartner:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
compagnon	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Ehegatte; Firmeninhaber; Freund; Gatte; Gefährte; Gefährtin; Gemahl; Genosse; Geselle; Gesellschafter; Kamerad; Kompagnon; Kumpel; Lebenspartner; Macker; Mann; Mitinhaber; Mitstreiter; Parteigänger; Partner; Sozius; Teihaber; Teilhaber
conjoint	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner
homme	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Bediente; Bruder; Bursche; Diener; Einzelwesen; Figur; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Kerlchen; Knecht; Kumpel; Mann; Mensch; Menschenkind; Partner; Person; Stallknecht; Subjekt; Teilhaber; Typ; Weib; Wesen; männliche Person
mari	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner
épouse	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Lebensgefährtin; Mann; Weib
époux	Ehepartner; Lebensgefährte; Partner	Ehegatte; Ehehälfte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
conjoint		gemein; gemeinsam; gemeinschaftlich; miteinander; zusammen

Synoniemen voor "Ehepartner":

bessere Hälfte; Ehehälfte; Gatte; Göttergatte; Lebensgefährte; Lebenspartner; Partner; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: Ehepartner

Ehepartner

noun

eine der zwei Personen, die miteinander verheiratet sind
- Ehepartner → conjoint

Ehepartner

noun

juri|fr personne joindre à une autre par le mariage.
- conjoint → Ehepartner; Ehepartnerin; Ehegatte; Ehegattin

Cross Translation:

From	To	Via
• Ehepartner	→ épouse; époux	↔ gade — echtgenoot, echtgenote
• Ehepartner	→ époux; épouse	↔ spouse — husband or wife

Computer vertaling door derden: