Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Düsterheit (Duits) in het Frans

Düsterheit:

Düsterheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Düsterheit (Finsternis; Dünkel; Dunkelheit)
    la ténèbres; le noir; l'obscurité; la nuit
    • ténèbres [la ~] zelfstandig naamwoord
    • noir [le ~] zelfstandig naamwoord
    • obscurité [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nuit [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Düsterheit (Undeutlichkeit; Dunkelheit; Finsternis)
    l'obscurité; le manque de clarté; le vague; le manque de précision; la ténèbres; le noir

Vertaal Matrix voor Düsterheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manque de clarté Dunkelheit; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit
manque de précision Dunkelheit; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit
noir Dunkelheit; Dünkel; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit Dämmerlicht; Dämmerung; Farbige; Finsternis; Halbdunkel; Neger; Schwarz sein; Schwarze; Schwarzer
nuit Dunkelheit; Dünkel; Düsterheit; Finsternis Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Halbdunkel; Nacht; Übernachtung
obscurité Dunkelheit; Dünkel; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit Dampf; Dunst; Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Halbdunkel; Nebel; Qualm; Schleier
ténèbres Dunkelheit; Dünkel; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit Dämmerlicht; Dämmerung; Finsternis; Halbdunkel; Hölle; Inferno
vague Dunkelheit; Düsterheit; Finsternis; Undeutlichkeit Brecher; Roller; Welle; Wellenbewegung; Wellenlinie; Wogen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
noir dunkel; düster; finster; gedrückt; melancholisch; schwarz; schwermütig; trüb; trübe; trübselig; unbeleuchtet
vague ausgebleicht; beschlagen; blind; diesig; dumpf; dumpfig; dunkel; dunstig; düster; fahl; falb; farblos; faul; finster; flau; fraglich; fragwürdig; glanzlos; grau; grob; haarig; halblaut; hohl; matt; nebelhaft; neblig; nicht hell; nicht sicher; obskur; schal; schattenhaft; schlaff; schlapp; schuftig; schwach; schwammig; stumpf; trüb; trübe; unbestimmt; undeutlich; undurchsichtig; ungewiß; unklar; unsicher; unÜbersichtlich; vage; verschlissen; verschossen; verschwommen; verworren; welk; zweifelhaft

Synoniemen voor "Düsterheit":