Besuch in het Frans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Besuch (Duits) in het Frans

der Besuch (Aufwartung)
la visite; la visite à domicile
- visite [la ~] zelfstandig naamwoord
- visite à domicile [la ~] zelfstandig naamwoord
der Besuch (Eingeladene; Gäste; Gast; Logiergast; Besucher; Hausgast; Tischgast)
le visiteur; l'invité; l'invitée
- visiteur [le ~] zelfstandig naamwoord
- invité [le ~] zelfstandig naamwoord
- invitée [la ~] zelfstandig naamwoord
der Besuch (Besucher; Gäste; Gast; Logiergast; Hausgast; Eingeladene)
l'hôte; le visiteur; l'invité
- hôte [le ~] zelfstandig naamwoord
- visiteur [le ~] zelfstandig naamwoord
- invité [le ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hôte	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast	Host; Host für virtuelle Maschinen; Kostgänger; Pensionsgast; Tischgäste
invité	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast	Eingeladener; Gast
invitée	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast
visite	Aufwartung; Besuch	Aufwartung; Besichtigung; Hausbesuch; Inspektion; Visitation
visite à domicile	Aufwartung; Besuch	Hausbesuch
visiteur	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
invité		Eingeladen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
invité		eingeladen

Besuch

noun

Person oder Personen, die ^[1] tätigen
- Besuch → visiteur
vorübergehendes Aufsuchen des Aufenthaltsorts einer Person, vorübergehendes Aufsuchen eines Gebäudes oder einer Institution auf eigene Initiative
- Besuch → visite

Besuch

noun

Action d’aller voir quelqu’un par civilité ou par devoir. (Sens général).
- visite → Besuch; besuchen; Visite

Cross Translation:

From	To	Via
• Besuch	→ visite	↔ call — social visit
• Besuch	→ visite	↔ visit — single act of visiting
• Besuch	→ visite	↔ bezoek — de personen die op visite zijn of komen
• Besuch	→ visite	↔ bezoek — het bezoeken