Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Berggipfel (Duits) in het Frans

Berggipfel:

Berggipfel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Berggipfel (Spitze; Gipfel)
    le sommet; la pointe; le pic; le point culminant; la cime
    • sommet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pointe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pic [le ~] zelfstandig naamwoord
    • point culminant [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cime [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Berggipfel (Zentrumspitze; Gipfelpunkt; Gipfel)
    la cime; le sommet; le point culminant
  3. der Berggipfel (Gipfel; Spitze)
    le sommet; la pointe; le sommet d'une montagne

Vertaal Matrix voor Berggipfel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cime Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Spitze; Zentrumspitze Giebelspitze; Gipfel; Gipfelpunkt; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Nock; Nocken; Spitze
pic Berggipfel; Gipfel; Spitze Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Specht; Spitzhacke
point culminant Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Spitze; Zentrumspitze Drehung; Gipfel; Gipfelpunkt; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Klimax; Orgasmus; Spitze; Wendepunkt; Zenit; höchster Punkt
pointe Berggipfel; Gipfel; Spitze Abglanz; Angewohnheit; Ausladung; Drahtnagel; Fleck; Gipfel; Graviernadel; Gravierstichel; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Klecks; Knochenvorsatz; Pointe; Radiernadel; Schein; Spitze; Stichel; Stichelei; Vorsprung; Zenit; höchster Punkt
sommet Berggipfel; Gipfel; Gipfelpunkt; Spitze; Zentrumspitze Giebelspitze; Gipfel; Gipfelkonferenz; Gipfelpunkt; Gipfeltreffen; Höchsterreichbare; Höhepunkt; Nock; Nocken; Scheitelpunkt; Spitze; Vertex; Zenit; höchster Punkt
sommet d'une montagne Berggipfel; Gipfel; Spitze