Arbeitspause in het Frans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Arbeitspause:
- pause; récréation; détente; pause-déjeuner; pause du midi; intervalle; trêve; mi-temps; intermittence; heure du déjeuner; distraction; entracte; temps mort; temps d'arrêt; pause de midi; pause déjeuner; heure du repas; interruption; repos; relâchement; pause-café

Duits

Uitgebreide vertaling voor Arbeitspause (Duits) in het Frans

Arbeitspause:

Arbeitspause [die ~] zelfstandig naamwoord

die Arbeitspause (Unterbrechung; Pause; Mittagspause; Ruhepause; Erholung; Ausspannung; Essenszeit; Entspannung)
la pause; la récréation; la détente; la pause-déjeuner; la pause du midi; l'intervalle; la trêve; le mi-temps; l'intermittence; l'heure du déjeuner; la distraction; l'entracte; le temps mort; le temps d'arrêt
- pause [la ~] zelfstandig naamwoord
- récréation [la ~] zelfstandig naamwoord
- détente [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause-déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause du midi [la ~] zelfstandig naamwoord
- intervalle [le ~] zelfstandig naamwoord
- trêve [la ~] zelfstandig naamwoord
- mi-temps [le ~] zelfstandig naamwoord
- intermittence [la ~] zelfstandig naamwoord
- heure du déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- distraction [la ~] zelfstandig naamwoord
- entracte [le ~] zelfstandig naamwoord
- temps mort [le ~] zelfstandig naamwoord
- temps d'arrêt [le ~] zelfstandig naamwoord
die Arbeitspause (Mittagspause)
la pause de midi; la pause déjeuner; l'heure du repas; la mi-temps; l'heure du déjeuner; l'interruption; la récréation; l'entracte; la pause; le temps d'arrêt
- pause de midi [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- heure du repas [la ~] zelfstandig naamwoord
- mi-temps [la ~] zelfstandig naamwoord
- heure du déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- interruption [la ~] zelfstandig naamwoord
- récréation [la ~] zelfstandig naamwoord
- entracte [le ~] zelfstandig naamwoord
- pause [la ~] zelfstandig naamwoord
- temps d'arrêt [le ~] zelfstandig naamwoord
die Arbeitspause (Mittagspause)
l'heure du déjeuner
- heure du déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
die Arbeitspause (Ruhepause; Pause; Schulpause; Entspannung; Erholung; Unterbrechung; Mittagspause)
la pause; le repos; l'heure du déjeuner; le relâchement; l'intermittence; l'entracte; l'intervalle; la pause de midi; la pause-déjeuner; la pause du midi
- pause [la ~] zelfstandig naamwoord
- repos [le ~] zelfstandig naamwoord
- heure du déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- relâchement [le ~] zelfstandig naamwoord
- intermittence [la ~] zelfstandig naamwoord
- entracte [le ~] zelfstandig naamwoord
- intervalle [le ~] zelfstandig naamwoord
- pause de midi [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause-déjeuner [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause du midi [la ~] zelfstandig naamwoord
die Arbeitspause (Essenszeit; Mittagspause)
l'heure du repas; la pause de midi; la pause
- heure du repas [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause de midi [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause [la ~] zelfstandig naamwoord
die Arbeitspause (Pause)
la pause-café; la pause de midi
- pause-café [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause de midi [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Arbeitspause:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
distraction	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Ableitung; Ableitungsmanövre; Ablenkung; Entspannung; Erholung; Rekreation; Unterhaltung; Vergnügen; Widerstandsbewegung; Zerstreutheit; Zerstreuung
détente	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Abschwächung; Abzug; Abzug von eine Feuerwaffe; Ausspannung; Beruhigung; Drücker; Entspannung; Erholung; Ermattung; Erschlaffung; Erschöpfung; Hahn; Nachlassen; Rekreation; Schwächung; Widerstandsbewegung; Zerstreuung
entracte	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung
heure du déjeuner	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Essenszeit; Mittagspause
heure du repas	Arbeitspause; Essenszeit; Mittagspause
intermittence	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Interim; Intervall; Zwischenraum; Zwischenzeit
interruption	Arbeitspause; Mittagspause	Aufregung; Aufruhr; Bruch; Einmischung; Einschaltung; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Fraktur; Hemmung; IRQ; Interrupt; Interruptanforderung; Interruption; Krach; Krawall; Ordnungswidrigkeit; Radau; Sperrung; Stockung; Störung; Trap; Unterbrechung; Verzicht
intervalle	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Aussparung; Interim; Interval; Intervall; Kluft; Spalte; Spanne; Tonabstand; Weilchen; Zeitabschnitt; Zwischenraum; Zwischenzeit
mi-temps	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung
pause	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Aussparung; Bruch; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Entspannung; Fraktur; Interim; Kluft; Pause; Pausieren; Spalte; Spielzeit; Unterbrechung; Verzicht; Zwischenraum; Zwischenzeit; Zäsur
pause de midi	Arbeitspause; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Essenszeit; Mittagspause
pause du midi	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung
pause déjeuner	Arbeitspause; Mittagspause
pause-café	Arbeitspause; Pause
pause-déjeuner	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung
relâchement	Arbeitspause; Entspannung; Erholung; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Abschwächung; Befreien; Erholung; Ermattung; Erschlaffung; Erschöpfung; Nachlassen; Rekreation; Schlaffheit; Schwächung; Verminderung; Verringerung; Weiche; Weichheit
repos	Arbeitspause; Entspannung; Erholung; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung	Erholung; Rekreation
récréation	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Spielstunde; Spielzeit
temps d'arrêt	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung
temps mort	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung
trêve	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Unterbrechung	Bestand; Waffenstillstand

Remove Ads

Vertaal Arbeitspause van Duits naar Frans

Uitgebreide vertaling voor Arbeitspause (Duits) in het Frans

Arbeitspause:

Arbeitspause [die ~] zelfstandig naamwoord

die Arbeitspause (Unterbrechung; Pause; Mittagspause; Ruhepause; Erholung; Ausspannung; Essenszeit; Entspannung)

die Arbeitspause (Mittagspause)

die Arbeitspause (Mittagspause)

die Arbeitspause (Ruhepause; Pause; Schulpause; Entspannung; Erholung; Unterbrechung; Mittagspause)

die Arbeitspause (Essenszeit; Mittagspause)

die Arbeitspause (Pause)

Vertaal Matrix voor Arbeitspause: