Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor verprassen (Duits) in het Frans

verprassen:

verprassen werkwoord (verprasse, verprasst, verprasste, verprasstet, verpraßt)

  1. verprassen (verschwenden; vergeuden; seineErsparnisseverprassen)
    dépenser follement; gaspiller; claquer son argent
    • gaspiller werkwoord (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • claquer son argent werkwoord
  2. verprassen (verschwenden; vergeuden; vertun; wegschmeißen; verhunzen)
    claquer son argent; gâcher; gaspiller; dilapider; dépenser follement; jeter
    • claquer son argent werkwoord
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • gaspiller werkwoord (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • dilapider werkwoord (dilapide, dilapides, dilapidons, dilapidez, )
    • jeter werkwoord (jette, jettes, jetons, jetez, )
  3. verprassen (verschwenden)
    gaspiller; bazarder; claquer son argent
    • gaspiller werkwoord (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • bazarder werkwoord (bazarde, bazardes, bazardons, bazardez, )
    • claquer son argent werkwoord

Conjugations for verprassen:

Präsens
  1. verprasse
  2. verprasst
  3. verprasst
  4. verprassen
  5. verprasst
  6. verprassen
Imperfekt
  1. verprasste
  2. verprasstest
  3. verprasste
  4. verprassten
  5. verprasstet
  6. verprassten
Perfekt
  1. habe verpraßt
  2. hast verpraßt
  3. hat verpraßt
  4. haben verpraßt
  5. habt verpraßt
  6. haben verpraßt
1. Konjunktiv [1]
  1. verprasse
  2. verprassest
  3. verprasse
  4. verprassen
  5. verprasset
  6. verprassen
2. Konjunktiv
  1. verprassete
  2. verprassetest
  3. verprassete
  4. verprasseten
  5. verprassetet
  6. verprasseten
Futur 1
  1. werde verprassen
  2. wirst verprassen
  3. wird verprassen
  4. werden verprassen
  5. werdet verprassen
  6. werden verprassen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verprassen
  2. würdest verprassen
  3. würde verprassen
  4. würden verprassen
  5. würdet verprassen
  6. würden verprassen
Diverses
  1. verprass!
  2. verprasst!
  3. verprassen Sie!
  4. verpraßt
  5. verprassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verprassen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bazarder verprassen; verschwenden
claquer son argent seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; verpfänden; versetzen
dilapider vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
dépenser follement seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verpfänden; verschwenden; versetzen; vertun
gaspiller seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen beleihen; bummeln; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verpfänden; verschwenden; versetzen; verseuchen; vertrödeln; vertun
gâcher vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen abfaulen; ausfaulen; entarten; entstellen; faulen; fummeln; gerinnen; herumpfuschen; korrumpieren; pfuschen; sauer werden; stümpern; verderben; verfaulen; vergeuden; vergießen; vergällen; verhunzen; verkommen lassen; verkrümeln; verlottern; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verschwenden; verseuchen; vertun; verwahrlosen lassen; wegfaulen
jeter vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen abwerfen; beseitigen; entfernen; herunterwerfen; hinabstossen; hinauswerfen; hinunterwerfen; hinwerfen; kugeln; loswerfen; schleudern; schmeißen; schmettern; stürzen; wegschmeißen; werfen; zuschütten; zuwerfen

Synoniemen voor "verprassen":


Wiktionary: verprassen


Cross Translation:
FromToVia
verprassen claquer; flamber splurge — to spend lavishly or extravagantly
verprassen gâcher; gaspiller; dilapider squander — to waste