Duits

Uitgebreide vertaling voor ficken (Duits) in het Frans

ficken:

ficken werkwoord

  1. ficken (miteinander schlafen; bumsen; vögeln)
    baiser; grimper; avoir des rapports sexuelles; sauter; s'accoupler
    • baiser werkwoord (baise, baises, baisons, baisez, )
    • grimper werkwoord (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, )
    • sauter werkwoord (saute, sautes, sautons, sautez, )
    • s'accoupler werkwoord
  2. ficken (bumsen; vögeln)
  3. ficken (miteinander schlafen; bumsen; Geschlechtsverkehr haben; sich lieben; Liebe machen)
    cajoler; câliner; faire l'amour
    • cajoler werkwoord (cajole, cajoles, cajolons, cajolez, )
    • câliner werkwoord (câline, câlines, câlinons, câlinez, )
    • faire l'amour werkwoord

Vertaal Matrix voor ficken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baiser Kußhand
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir des rapports sexuelles bumsen; ficken; miteinander schlafen; vögeln
baiser bumsen; ficken; miteinander schlafen; vögeln
cajoler Geschlechtsverkehr haben; Liebe machen; bumsen; ficken; miteinander schlafen; sich lieben knuddeln; kosen; kuscheln; liebkosen; schmusen; streicheln
câliner Geschlechtsverkehr haben; Liebe machen; bumsen; ficken; miteinander schlafen; sich lieben kitzeln; knuddeln; knutschen; kosen; kräuseln; kuscheln; liebkosen; locken; ringeln; schmusen; streicheln
faire l'amour Geschlechtsverkehr haben; Liebe machen; bumsen; ficken; miteinander schlafen; sich lieben; vögeln betreiben; treiben
grimper bumsen; ficken; miteinander schlafen; vögeln ansteigen; aufragen; aufsteigen; besteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; erklettern; erklimmen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hineinklettern; hochsteigen; klettern; schwellen; steigen
s'accoupler bumsen; ficken; miteinander schlafen; vögeln
sauter bumsen; ficken; miteinander schlafen; vögeln Kastanien rösten; auseinanderplatzen; auslassen; aussetzen; einen Sprung machen; hacken; hinabspringen; hinken; hinunterspringen; hinüberspringen; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln; springen; übergehen; überschlagen; überspringen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
sauter sprengen

Synoniemen voor "ficken":


Wiktionary: ficken

ficken ficken
verb
  1. Avoir des relations sexuelles.
  2. (vieilli) (vulgaire) Débuter un acte de pénétration du sexecon ») d'une femme.
  3. Posséder charnellement
  4. Copuler
  5. Faire l’amour

Cross Translation:
FromToVia
ficken emmancher; fourrer bone — slang: have sexual intercourse with
ficken foutre; enconner; niquer; fourrer; baiser fuck — to have sexual intercourse-obscene or vulgar
ficken baise fucking — an act of sexual intercourse
ficken labourer plough — vulgar: to have sex with
ficken coucher; baiser; fourrer; foutre; niquer screw — to have sexual intercourse with
ficken tricher screw — to cheat or treat unfairly
ficken baiser neuken — geslachtsgemeenschap hebben
ficken baiser naaien — geslachtsgemeenschap hebben
ficken baiser batsen — geslachtsgemeenschap hebben

Ficken:

Ficken [das ~] zelfstandig naamwoord !

  1. Ficken
    la baise
    • baise [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ficken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baise Ficken

Computer vertaling door derden: