Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- anmaßen:
-
anmaßend:
- arrogant; hautain; satisfait avec soi-même; suffisant; supérieur; méprisant; prétentieux; orgueilleux; vaniteux; prétentieuse; fier; fière; présomptueux; altier; dédaigneusement; insolent; condescendant; fièrement; vaniteuse; présomptueusement; orgueilleusement; prétentieusement; avec suffisance; arrogamment; avec condescendance; de manière arrogante; avec arrogance; d'un air suffisant; insolemment; ferme; courageux; glorieux; pédant; fat; cuistre; autoritaire; docte; pontifiant; orgueilleuse; effronté; rustre; champêtre; sans gêne; impertinemment; sans façons; effrontément; rustaud; sans vergogne; à la paysanne; rural; grossier; rustique; impertinent; campagnard; villageois; grossièrement; impudent; impudemment; en rustre; de façon rustique; sans se gêner
-
Wiktionary:
- anmaßend → rogue
- anmaßend → dominateur, despotique, présomptueux, outrecuidant, hautain
Duits
Uitgebreide vertaling voor anmaßend (Duits) in het Frans
anmaßend vorm van anmaßen:
-
anmaßen (prätendieren)
usurper; s'arroger; s'attribuer-
usurper werkwoord (usurpe, usurpes, usurpons, usurpez, usurpent, usurpais, usurpait, usurpions, usurpiez, usurpaient, usurpai, usurpas, usurpa, usurpâmes, usurpâtes, usurpèrent, usurperai, usurperas, usurpera, usurperons, usurperez, usurperont)
-
s'arroger werkwoord
-
s'attribuer werkwoord
-
-
anmaßen (prätendieren)
Conjugations for anmaßen:
Präsens
- maße an
- maßt an
- maßt an
- maßen an
- maßt an
- maßen an
Imperfekt
- maßte an
- maßtest an
- maßte an
- maßten an
- maßtet an
- maßten an
Perfekt
- habe angemaßt
- hast angemaßt
- hat angemaßt
- haben angemaßt
- habt angemaßt
- haben angemaßt
1. Konjunktiv [1]
- maße an
- maßest an
- maße an
- maßen an
- maßet an
- maßen an
2. Konjunktiv
- maßete an
- maßetest an
- maßete an
- maßeten an
- maßetet an
- maßeten an
Futur 1
- werde anmaßen
- wirst anmaßen
- wird anmaßen
- werden anmaßen
- werdet anmaßen
- werden anmaßen
1. Konjunktiv [2]
- würde anmaßen
- würdest anmaßen
- würde anmaßen
- würden anmaßen
- würdet anmaßen
- würden anmaßen
Diverses
- maß an !
- maßt an !
- maßen Sie an !
- angemaßt
- anmaßend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor anmaßen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
s'arroger | anmaßen; prätendieren | |
s'attribuer | anmaßen; prätendieren | |
s'imaginer | anmaßen; prätendieren | einfühlen; einleben; fühlen; mitleben |
se faire des idées | anmaßen; prätendieren | |
usurper | anmaßen; prätendieren | aneignen; aufschnappen; bekommen; einverleiben; erfassen; ergreifen; erwerben; fassen; gewinnen; in Besitz nehmen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen |
anmaßend:
-
anmaßend (arrogant; eingebildet; hochmütig; selbstgefällig; herablassend; stolz; eitel; überheblich; erhaben; aufgebläht)
arrogant; hautain; satisfait avec soi-même; suffisant; supérieur; méprisant; prétentieux; orgueilleux; vaniteux; prétentieuse; fier; fière; présomptueux; altier; dédaigneusement; insolent; condescendant; fièrement; vaniteuse; présomptueusement; orgueilleusement; prétentieusement; avec suffisance; arrogamment; avec condescendance; de manière arrogante; avec arrogance; d'un air suffisant-
arrogant bijvoeglijk naamwoord
-
hautain bijvoeglijk naamwoord
-
satisfait avec soi-même bijvoeglijk naamwoord
-
suffisant bijvoeglijk naamwoord
-
supérieur bijvoeglijk naamwoord
-
méprisant bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieux bijvoeglijk naamwoord
-
orgueilleux bijvoeglijk naamwoord
-
vaniteux bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieuse bijvoeglijk naamwoord
-
fier bijvoeglijk naamwoord
-
fière bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
altier bijvoeglijk naamwoord
-
dédaigneusement bijvoeglijk naamwoord
-
insolent bijvoeglijk naamwoord
-
condescendant bijvoeglijk naamwoord
-
fièrement bijvoeglijk naamwoord
-
vaniteuse bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueusement bijvoeglijk naamwoord
-
orgueilleusement bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieusement bijvoeglijk naamwoord
-
avec suffisance bijvoeglijk naamwoord
-
arrogamment bijvoeglijk naamwoord
-
avec condescendance bijvoeglijk naamwoord
-
de manière arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
avec arrogance bijvoeglijk naamwoord
-
d'un air suffisant bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (arrogant; respektlos; überheblich; unbescheiden; dreist)
arrogant; présomptueux; arrogamment; insolemment; avec arrogance-
arrogant bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
arrogamment bijvoeglijk naamwoord
-
insolemment bijvoeglijk naamwoord
-
avec arrogance bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (stolz; trotzig; großartig; stattlich; hervorragend; gönnerhaft; selbstgefällig; großzügig; ruhmreich; grandios; aufgebläht)
-
anmaßend (eingebildet; dünkelhaft; hochtrabend)
présomptueux; présomptueusement; pédant; fat-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueusement bijvoeglijk naamwoord
-
pédant bijvoeglijk naamwoord
-
fat bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (eingebildet; selbstgefällig; hochmütig; hoffärtig; überheblich; arrogant)
arrogant; vaniteux; prétentieux; prétentieuse; prétentieusement; hautain; présomptueux; vaniteuse; présomptueusement; arrogamment; satisfait avec soi-même; de manière arrogante; avec arrogance-
arrogant bijvoeglijk naamwoord
-
vaniteux bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieux bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieuse bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieusement bijvoeglijk naamwoord
-
hautain bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
vaniteuse bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueusement bijvoeglijk naamwoord
-
arrogamment bijvoeglijk naamwoord
-
satisfait avec soi-même bijvoeglijk naamwoord
-
de manière arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
avec arrogance bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (schulmeisterhaft; belehrend; schulmeisterlich)
prétentieux; pédant; cuistre; présomptueux; suffisant; autoritaire; docte; pontifiant; avec suffisance; satisfait avec soi-même-
prétentieux bijvoeglijk naamwoord
-
pédant bijvoeglijk naamwoord
-
cuistre bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
suffisant bijvoeglijk naamwoord
-
autoritaire bijvoeglijk naamwoord
-
docte bijvoeglijk naamwoord
-
pontifiant bijvoeglijk naamwoord
-
avec suffisance bijvoeglijk naamwoord
-
satisfait avec soi-même bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (hochmütig; arrogant; selbstgefällig; eingebildet; eitel; herablassend; aufgeblasen; aufgebläht; dünkelhaft)
hautain; orgueilleux; arrogant; orgueilleuse; orgueilleusement-
hautain bijvoeglijk naamwoord
-
orgueilleux bijvoeglijk naamwoord
-
arrogant bijvoeglijk naamwoord
-
orgueilleuse bijvoeglijk naamwoord
-
orgueilleusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
anmaßend (unverschämt; doof; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; grobschlächtig; zutäppisch)
prétentieux; effronté; insolent; rustre; champêtre; présomptueux; insolemment; sans gêne; prétentieusement; impertinemment; sans façons; effrontément; rustaud; sans vergogne; à la paysanne; rural; grossier; rustique; impertinent; campagnard; villageois; grossièrement; impudent; impudemment; en rustre; de façon rustique; sans se gêner-
prétentieux bijvoeglijk naamwoord
-
effronté bijvoeglijk naamwoord
-
insolent bijvoeglijk naamwoord
-
rustre bijvoeglijk naamwoord
-
champêtre bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
insolemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans gêne bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieusement bijvoeglijk naamwoord
-
impertinemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans façons bijvoeglijk naamwoord
-
effrontément bijvoeglijk naamwoord
-
rustaud bijvoeglijk naamwoord
-
sans vergogne bijvoeglijk naamwoord
-
à la paysanne bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
rustique bijvoeglijk naamwoord
-
impertinent bijvoeglijk naamwoord
-
campagnard bijvoeglijk naamwoord
-
villageois bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
impudent bijvoeglijk naamwoord
-
impudemment bijvoeglijk naamwoord
-
en rustre bijvoeglijk naamwoord
-
de façon rustique bijvoeglijk naamwoord
-
sans se gêner bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor anmaßend:
Synoniemen voor "anmaßend":
Wiktionary: anmaßend
anmaßend
Cross Translation:
adjective
-
Qui est hautain, arrogant, d’un abord raide et désagréable.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anmaßend | → dominateur; despotique | ↔ overbearing — overly bossy or domineering |
• anmaßend | → présomptueux; outrecuidant | ↔ presumptuous — going beyond what is proper |
• anmaßend | → hautain | ↔ supercilious — haughty |