Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
glänzend:
- glorieux; splendide; éblouissant; splendidement; somptueux; éclatant; exquis; fastueux; étincelant; brillant; luisant; rayonnant; magnifique; merveilleux; fabuleux; superbe; excellent; formidable; au mieux; de première classe; saillant; grandiose; parfait; fantastique; sublime; resplendissant; avec éclat; brillamment; de toute beauté; magnifiquement; glorieusement; lumineux; génial; phénoménal; de façon formidable; superbement; de génie; d'une façon géniale; aveuglant; plein de gloire
- glänzen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor glänzend (Duits) in het Frans
glänzend:
-
glänzend (glorreich; prachtvoll; großartig; hervorragend; herrlich; entzückend; blendend)
glorieux; splendide; éblouissant; splendidement; somptueux; éclatant; exquis; fastueux-
glorieux bijvoeglijk naamwoord
-
splendide bijvoeglijk naamwoord
-
éblouissant bijvoeglijk naamwoord
-
splendidement bijvoeglijk naamwoord
-
somptueux bijvoeglijk naamwoord
-
éclatant bijvoeglijk naamwoord
-
exquis bijvoeglijk naamwoord
-
fastueux bijvoeglijk naamwoord
-
-
glänzend (glimmend; strahlend)
étincelant; brillant; luisant; rayonnant-
étincelant bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
luisant bijvoeglijk naamwoord
-
rayonnant bijvoeglijk naamwoord
-
-
glänzend (herausragend; phantastisch; grandios; großartig; vortrefflich; tipp-topp; glanzreich; prachtvoll; gut; enorm; stark)
magnifique; merveilleux; éblouissant; fabuleux; superbe; excellent; splendide; formidable; au mieux; de première classe; brillant; éclatant; saillant; grandiose; parfait; fantastique; sublime; resplendissant; avec éclat-
magnifique bijvoeglijk naamwoord
-
merveilleux bijvoeglijk naamwoord
-
éblouissant bijvoeglijk naamwoord
-
fabuleux bijvoeglijk naamwoord
-
superbe bijvoeglijk naamwoord
-
excellent bijvoeglijk naamwoord
-
splendide bijvoeglijk naamwoord
-
formidable bijvoeglijk naamwoord
-
au mieux bijvoeglijk naamwoord
-
de première classe bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
éclatant bijvoeglijk naamwoord
-
saillant bijvoeglijk naamwoord
-
grandiose bijvoeglijk naamwoord
-
parfait bijvoeglijk naamwoord
-
fantastique bijvoeglijk naamwoord
-
sublime bijvoeglijk naamwoord
-
resplendissant bijvoeglijk naamwoord
-
avec éclat bijvoeglijk naamwoord
-
-
glänzend
magnifique; éblouissant; glorieux; avec éclat; brillant; éclatant; brillamment; de toute beauté; splendide; étincelant; magnifiquement; glorieusement; splendidement; resplendissant-
magnifique bijvoeglijk naamwoord
-
éblouissant bijvoeglijk naamwoord
-
glorieux bijvoeglijk naamwoord
-
avec éclat bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
éclatant bijvoeglijk naamwoord
-
brillamment bijvoeglijk naamwoord
-
de toute beauté bijvoeglijk naamwoord
-
splendide bijvoeglijk naamwoord
-
étincelant bijvoeglijk naamwoord
-
magnifiquement bijvoeglijk naamwoord
-
glorieusement bijvoeglijk naamwoord
-
splendidement bijvoeglijk naamwoord
-
resplendissant bijvoeglijk naamwoord
-
-
glänzend (luminös)
lumineux; magnifique; brillant; superbe; splendide; excellent; génial; phénoménal; de façon formidable; formidable; superbement; de génie; splendidement; d'une façon géniale-
lumineux bijvoeglijk naamwoord
-
magnifique bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
superbe bijvoeglijk naamwoord
-
splendide bijvoeglijk naamwoord
-
excellent bijvoeglijk naamwoord
-
génial bijvoeglijk naamwoord
-
phénoménal bijvoeglijk naamwoord
-
de façon formidable bijvoeglijk naamwoord
-
formidable bijvoeglijk naamwoord
-
superbement bijvoeglijk naamwoord
-
de génie bijvoeglijk naamwoord
-
splendidement bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon géniale bijvoeglijk naamwoord
-
-
glänzend (hervorragend; großartig; entzückend; herrlich; blendend)
-
glänzend (hervorragend; großartig; blendend)
-
glänzend (ruhmreich; hervorragend; herrlich; großartig; glorreich)
glorieux; glorieusement; plein de gloire-
glorieux bijvoeglijk naamwoord
-
glorieusement bijvoeglijk naamwoord
-
plein de gloire bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor glänzend:
Synoniemen voor "glänzend":
Wiktionary: glänzend
glänzend
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• glänzend | → brillant; clair; luisant | ↔ bright — visually dazzling, luminous, radiant |
• glänzend | → luisant; brillant | ↔ glossy — having a reflective surface |
• glänzend | → resplendissant | ↔ resplendent — shiny and colourful, and thus pleasing to the eye |
• glänzend | → splendide | ↔ splendid — possessing or displaying splendor |
• glänzend | → brillant | ↔ schitterend — prachtig, bijzonder mooi |
glänzen:
-
glänzen (funkeln; scheinen; flimmern; schimmern; leuchten; glitzern)
briller; étinceler; resplendir-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
étinceler werkwoord (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, étincellent, étincelais, étincelait, étincelions, étinceliez, étincelaient, étincelai, étincelas, étincela, étincelâmes, étincelâtes, étincelèrent, étincellerai, étincelleras, étincellera, étincellerons, étincellerez, étincelleront)
-
resplendir werkwoord (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, resplendissent, resplendissais, resplendissait, resplendissions, resplendissiez, resplendissaient, resplendîmes, resplendîtes, resplendirent, resplendirai, resplendiras, resplendira, resplendirons, resplendirez, resplendiront)
-
-
glänzen (blinken; scheinen; blitzen; glimmen; flimmern; schimmern; glitzern; leuchten; spiegeln; strahlen; glühen; funkeln; erleuchten; aufleuchten)
briller; étinceler; scintiller-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
étinceler werkwoord (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, étincellent, étincelais, étincelait, étincelions, étinceliez, étincelaient, étincelai, étincelas, étincela, étincelâmes, étincelâtes, étincelèrent, étincellerai, étincelleras, étincellera, étincellerons, étincellerez, étincelleront)
-
scintiller werkwoord (scintille, scintilles, scintillons, scintillez, scintillent, scintillais, scintillait, scintillions, scintilliez, scintillaient, scintillai, scintillas, scintilla, scintillâmes, scintillâtes, scintillèrent, scintillerai, scintilleras, scintillera, scintillerons, scintillerez, scintilleront)
-
-
glänzen (leuchten; scheinen; strahlen; schimmern)
paraître; sembler; avoir l'air de; donner l'impression de-
paraître werkwoord (parais, paraît, paraissons, paraissez, paraissent, paraissais, paraissait, paraissions, paraissiez, paraissaient, parus, parut, parûmes, parûtes, parurent, paraîtrai, paraîtras, paraîtra, paraîtrons, paraîtrez, paraîtront)
-
sembler werkwoord (semble, sembles, semblons, semblez, semblent, semblais, semblait, semblions, sembliez, semblaient, semblai, semblas, sembla, semblâmes, semblâtes, semblèrent, semblerai, sembleras, semblera, semblerons, semblerez, sembleront)
-
avoir l'air de werkwoord
-
donner l'impression de werkwoord
-
-
glänzen (leuchten; scheinen; glühen; schimmern)
faire soleil; briller; rayonner; illuminer; luire; donner de lumière-
faire soleil werkwoord
-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
rayonner werkwoord (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, rayonnent, rayonnais, rayonnait, rayonnions, rayonniez, rayonnaient, rayonnai, rayonnas, rayonna, rayonnâmes, rayonnâtes, rayonnèrent, rayonnerai, rayonneras, rayonnera, rayonnerons, rayonnerez, rayonneront)
-
illuminer werkwoord (illumine, illumines, illuminons, illuminez, illuminent, illuminais, illuminait, illuminions, illuminiez, illuminaient, illuminai, illuminas, illumina, illuminâmes, illuminâtes, illuminèrent, illuminerai, illumineras, illuminera, illuminerons, illuminerez, illumineront)
-
luire werkwoord (luis, luit, luisons, luisez, luisent, luisais, luisait, luisions, luisiez, luisaient, luisis, luisit, luisîmes, luisîtes, luisirent, luirai, luiras, luira, luirons, luirez, luiront)
-
donner de lumière werkwoord
-
-
glänzen (prahlen; auffallen; prunken; zur Schau stellen; zeigen)
étaler; se pavaner; parader; faire des chichis; fleurer; faire étalage de-
étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, étalent, étalais, étalait, étalions, étaliez, étalaient, étalai, étalas, étala, étalâmes, étalâtes, étalèrent, étalerai, étaleras, étalera, étalerons, étalerez, étaleront)
-
se pavaner werkwoord
-
parader werkwoord (parade, parades, paradons, paradez, paradent, paradais, paradait, paradions, paradiez, paradaient, paradai, paradas, parada, paradâmes, paradâtes, paradèrent, paraderai, paraderas, paradera, paraderons, paraderez, paraderont)
-
faire des chichis werkwoord
-
fleurer werkwoord (fleure, fleures, fleurons, fleurez, fleurent, fleurais, fleurait, fleurions, fleuriez, fleuraient, fleurai, fleuras, fleura, fleurâmes, fleurâtes, fleurèrent, fleurerai, fleureras, fleurera, fleurerons, fleurerez, fleureront)
-
faire étalage de werkwoord
-
-
glänzen (sich unterscheiden; sichauszeichnen; strahlen; hinausragen; spielen; hinausragenüber; scheinen; leuchten; spiegeln; glühen; sich hervortun)
exceller; briller-
exceller werkwoord (excelle, excelles, excellons, excellez, excellent, excellais, excellait, excellions, excelliez, excellaient, excellai, excellas, excella, excellâmes, excellâtes, excellèrent, excellerai, excelleras, excellera, excellerons, excellerez, excelleront)
-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
-
glänzen (etwas ausstrahlen; strahlen; leuchten; erleuchten; glühen; flimmern; glitzern)
émettre qc; briller; rayonner; resplendir; étinceler; luire; respirer qc-
émettre qc werkwoord
-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
rayonner werkwoord (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, rayonnent, rayonnais, rayonnait, rayonnions, rayonniez, rayonnaient, rayonnai, rayonnas, rayonna, rayonnâmes, rayonnâtes, rayonnèrent, rayonnerai, rayonneras, rayonnera, rayonnerons, rayonnerez, rayonneront)
-
resplendir werkwoord (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, resplendissent, resplendissais, resplendissait, resplendissions, resplendissiez, resplendissaient, resplendîmes, resplendîtes, resplendirent, resplendirai, resplendiras, resplendira, resplendirons, resplendirez, resplendiront)
-
étinceler werkwoord (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, étincellent, étincelais, étincelait, étincelions, étinceliez, étincelaient, étincelai, étincelas, étincela, étincelâmes, étincelâtes, étincelèrent, étincellerai, étincelleras, étincellera, étincellerons, étincellerez, étincelleront)
-
luire werkwoord (luis, luit, luisons, luisez, luisent, luisais, luisait, luisions, luisiez, luisaient, luisis, luisit, luisîmes, luisîtes, luisirent, luirai, luiras, luira, luirons, luirez, luiront)
-
respirer qc werkwoord
-
-
glänzen (schimmern; scheinen; leuchten)
briller; luire; rayonner; resplendir; étinceler-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
luire werkwoord (luis, luit, luisons, luisez, luisent, luisais, luisait, luisions, luisiez, luisaient, luisis, luisit, luisîmes, luisîtes, luisirent, luirai, luiras, luira, luirons, luirez, luiront)
-
rayonner werkwoord (rayonne, rayonnes, rayonnons, rayonnez, rayonnent, rayonnais, rayonnait, rayonnions, rayonniez, rayonnaient, rayonnai, rayonnas, rayonna, rayonnâmes, rayonnâtes, rayonnèrent, rayonnerai, rayonneras, rayonnera, rayonnerons, rayonnerez, rayonneront)
-
resplendir werkwoord (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, resplendissent, resplendissais, resplendissait, resplendissions, resplendissiez, resplendissaient, resplendîmes, resplendîtes, resplendirent, resplendirai, resplendiras, resplendira, resplendirons, resplendirez, resplendiront)
-
étinceler werkwoord (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, étincellent, étincelais, étincelait, étincelions, étinceliez, étincelaient, étincelai, étincelas, étincela, étincelâmes, étincelâtes, étincelèrent, étincellerai, étincelleras, étincellera, étincellerons, étincellerez, étincelleront)
-
Conjugations for glänzen:
Präsens
- glänze
- glänzt
- glänzt
- glänzen
- glänzt
- glänzen
Imperfekt
- glänzte
- glänztest
- glänzte
- glänzten
- glänztet
- glänzten
Perfekt
- habe geglänzt
- hast geglänzt
- hat geglänzt
- haben geglänzt
- habt geglänzt
- haben geglänzt
1. Konjunktiv [1]
- glänze
- glänzest
- glänze
- glänzen
- glänzet
- glänzen
2. Konjunktiv
- glänzte
- glänztest
- glänzte
- glänzten
- glänztet
- glänzten
Futur 1
- werde glänzen
- wirst glänzen
- wird glänzen
- werden glänzen
- werdet glänzen
- werden glänzen
1. Konjunktiv [2]
- würde glänzen
- würdest glänzen
- würde glänzen
- würden glänzen
- würdet glänzen
- würden glänzen
Diverses
- glänze!
- glänzt!
- glänzen Sie!
- geglänzt
- glänzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor glänzen:
Synoniemen voor "glänzen":
Wiktionary: glänzen
Computer vertaling door derden: