Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: pflegen

Duitse en Franse zoekresultaten voor: pflegen

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. pflegen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor pflegen (Duits) in het Frans

pflegen:

pflegen werkwoord (pflege, pflegst, pflegt, pflegte, pflegtet, gepflegt)

  1. pflegen (ausüben; treiben; betreiben)
    commettre; commettre un acte; exécuter; faire
    • commettre werkwoord (commets, commet, commettons, commettez, )
    • commettre un acte werkwoord
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
  2. pflegen (ungewollt etwas tun; treiben; ausüben; betreiben)
    faire accidentellement
  3. pflegen (für etwas sorgen; versorgen; sorgen; verpflegen)
    avoir soin de
  4. pflegen (versorgen; sorgen; verpflegen)
    se soucier de; soigner; prendre soin de; donner des soins à
    • se soucier de werkwoord
    • soigner werkwoord (soigne, soignes, soignons, soignez, )
    • prendre soin de werkwoord
  5. pflegen (Sorge tragen für jemanden; versorgen)
    soigner; se charger de; prendre soin de; veiller à quelque chose
    • soigner werkwoord (soigne, soignes, soignons, soignez, )
    • se charger de werkwoord
    • prendre soin de werkwoord
  6. pflegen (verpflegen; versorgen)
    soigner; prendre soin de; donner des soins à
    • soigner werkwoord (soigne, soignes, soignons, soignez, )
    • prendre soin de werkwoord

Conjugations for pflegen:

Präsens
  1. pflege
  2. pflegst
  3. pflegt
  4. pflegen
  5. pflegt
  6. pflegen
Imperfekt
  1. pflegte
  2. pflegtest
  3. pflegte
  4. pflegten
  5. pflegtet
  6. pflegten
Perfekt
  1. habe gepflegt
  2. hast gepflegt
  3. hat gepflegt
  4. haben gepflegt
  5. habt gepflegt
  6. haben gepflegt
1. Konjunktiv [1]
  1. pflege
  2. pflegest
  3. pflege
  4. pflegen
  5. pfleget
  6. pflegen
2. Konjunktiv
  1. pflegte
  2. pflegtest
  3. pflegte
  4. pflegten
  5. pflegtet
  6. pflegten
Futur 1
  1. werde pflegen
  2. wirst pflegen
  3. wird pflegen
  4. werden pflegen
  5. werdet pflegen
  6. werden pflegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde pflegen
  2. würdest pflegen
  3. würde pflegen
  4. würden pflegen
  5. würdet pflegen
  6. würden pflegen
Diverses
  1. pfleg!
  2. pflegt!
  3. pflegen Sie!
  5. gepflegt
  6. pflegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor pflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir soin de für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen aushalten; ernähren; finanziell unterstützen; im Stand erhalten; unterhalten; versorgen
commettre ausüben; betreiben; pflegen; treiben anrichten; herbeiführen
commettre un acte ausüben; betreiben; pflegen; treiben
donner des soins à pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen aushalten; ernähren; finanziell unterstützen; unterhalten; versorgen
exécuter ausüben; betreiben; pflegen; treiben abmachen; abschießen; arbeiten; ausführen; ausrichten; ausschalten; ausüben; betreiben; bewirken; durchsetzen; eintreten; erfüllen; erledigen; ermorden; erreichen; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertig bringen; fertigbringen; fusilieren; handeln; hinkriegen; hinrichten; leisten; liquidieren; niederschießen; schaffen; schütten; sich vollziehen; totschießen; treiben; tun; töten; umbringen; vernichten; verrichten; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen; vornehmen
faire ausüben; betreiben; pflegen; treiben Sport treiben; abmachen; anfangen; anfertigen; anheben; anrichten; anstiften; antun; aufnehmen; auslösen; ausrichten; ausüben; beginnen; betreiben; bewirken; bilden; einsetzen; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erfüllen; erledigen; erreichen; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; fertig bringen; formen; gestalten; handeln; herbeiführen; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; leisten; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; schütten; skizzieren; starten; treiben; tun; verfertigen; verrichten; verursachen; vollziehen; vornehmen
faire accidentellement ausüben; betreiben; pflegen; treiben; ungewollt etwas tun
prendre soin de Sorge tragen für jemanden; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen anrichten; auftischen; auftragen; aushalten; bedienen; bewirken; dienen; ernähren; erziehen; finanziell unterstützen; großbringen; im Stand erhalten; servieren; sich kümmern; sorgen; sorgen für; unterhalten; verlassen; versorgen
se charger de Sorge tragen für jemanden; pflegen; versorgen anrichten; auftischen; auftragen; aushalten; bedienen; dienen; ernähren; finanziell unterstützen; im Stand erhalten; servieren; unterhalten; versorgen
se soucier de pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
soigner Sorge tragen für jemanden; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen behandeln; beistehen; beitragen; einspringen; gutes tun; helfen; mildtätig sein; mithelfen; sekundieren; stützen; versorgen
veiller à quelque chose Sorge tragen für jemanden; pflegen; versorgen im Stand erhalten

Synoniemen voor "pflegen":


Wiktionary: pflegen

pflegen
  1. zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
pflegen
Cross Translation:
FromToVia
• pflegen → soigner ↔ care — to look after
• pflegen → cultiver ↔ cultivate — nurture
• pflegen → cultiver ↔ foster — to cultivate and grow something
• pflegen → veiller; garder; occuper; soigner ↔ look after — to watch, to protect
• pflegen → soigner ↔ nurse — to care for the sick
• pflegen → soigner ↔ verplegen — een zieke verzorgen
• pflegen → avoir l'habitude ↔ plegen — gewoon zijn, vaak doen

Verwante vertalingen van pflegen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0490 seconde
Page rendered in 1.0 seconds