Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- angeschlagen:
- anschlagen:
-
Wiktionary:
- angeschlagen → à bout de souffle, éprouvé, mal en point, en difficulté, assiégé
- anschlagen → affichage
- anschlagen → placarder, toucher
Duits
Uitgebreide vertaling voor angeschlagen (Duits) in het Frans
angeschlagen:
-
angeschlagen (beschädigt; kaputt; defekt; ramponiert; kaputtgebrochen; schadhaft; zerrissen; zerbrochen; gebrochen; durchgebrochen; entzwei)
endommagé; abîmé; cassé; brisé; rompu; en morceaux; troué; fracturé; crevé; détraqué; lacéré; en pièces; en dérangement; avarié; en lambeaux; variolé; délabré; fêlé; déchiré-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
abîmé bijvoeglijk naamwoord
-
cassé bijvoeglijk naamwoord
-
brisé bijvoeglijk naamwoord
-
rompu bijvoeglijk naamwoord
-
en morceaux bijvoeglijk naamwoord
-
troué bijvoeglijk naamwoord
-
fracturé bijvoeglijk naamwoord
-
crevé bijvoeglijk naamwoord
-
détraqué bijvoeglijk naamwoord
-
lacéré bijvoeglijk naamwoord
-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
en dérangement bijvoeglijk naamwoord
-
avarié bijvoeglijk naamwoord
-
en lambeaux bijvoeglijk naamwoord
-
variolé bijvoeglijk naamwoord
-
délabré bijvoeglijk naamwoord
-
fêlé bijvoeglijk naamwoord
-
déchiré bijvoeglijk naamwoord
-
-
angeschlagen (verletzt)
blessé; piqué; touché au vif; atteint; offensé; profondément blessé-
blessé bijvoeglijk naamwoord
-
piqué bijvoeglijk naamwoord
-
touché au vif bijvoeglijk naamwoord
-
atteint bijvoeglijk naamwoord
-
offensé bijvoeglijk naamwoord
-
profondément blessé bijvoeglijk naamwoord
-
-
angeschlagen (verwundet; havariert; beschädigt; ramponiert)
blessé; avarié; en lambeaux; abîmé; endommagé; mangé des mites; délabré; détérioré; en pièces; variolé-
blessé bijvoeglijk naamwoord
-
avarié bijvoeglijk naamwoord
-
en lambeaux bijvoeglijk naamwoord
-
abîmé bijvoeglijk naamwoord
-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
mangé des mites bijvoeglijk naamwoord
-
délabré bijvoeglijk naamwoord
-
détérioré bijvoeglijk naamwoord
-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
variolé bijvoeglijk naamwoord
-
-
angeschlagen (ramponiert; beschädigt; havariert)
endommagé; abîmé; avarié; en pièces; en lambeaux-
endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
abîmé bijvoeglijk naamwoord
-
avarié bijvoeglijk naamwoord
-
en pièces bijvoeglijk naamwoord
-
en lambeaux bijvoeglijk naamwoord
-
-
angeschlagen (geschunden; schadhaft; beschädigt; ramponiert; havariert)
Vertaal Matrix voor angeschlagen:
Synoniemen voor "angeschlagen":
Wiktionary: angeschlagen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• angeschlagen | → à bout de souffle; éprouvé; mal en point; en difficulté; assiégé | ↔ beleaguered — beset by trouble or difficulty |
angeschlagen vorm van anschlagen:
-
anschlagen (taxieren; veranschlagen)
enfoncer; évaluer; clouer; taxer-
enfoncer werkwoord (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, enfoncent, enfonçais, enfonçait, enfoncions, enfonciez, enfonçaient, enfonçai, enfonças, enfonça, enfonçâmes, enfonçâtes, enfoncèrent, enfoncerai, enfonceras, enfoncera, enfoncerons, enfoncerez, enfonceront)
-
évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, évaluent, évaluais, évaluait, évaluions, évaluiez, évaluaient, évaluai, évaluas, évalua, évaluâmes, évaluâtes, évaluèrent, évaluerai, évalueras, évaluera, évaluerons, évaluerez, évalueront)
-
clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, clouent, clouais, clouait, clouions, clouiez, clouaient, clouai, clouas, cloua, clouâmes, clouâtes, clouèrent, clouerai, cloueras, clouera, clouerons, clouerez, cloueront)
-
taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, taxent, taxais, taxait, taxions, taxiez, taxaient, taxai, taxas, taxa, taxâmes, taxâtes, taxèrent, taxerai, taxeras, taxera, taxerons, taxerez, taxeront)
-
-
anschlagen (beschädigen; schaden; düpieren; verletzen; behindern; kränken; benachteiligen; schädigen)
nuire; causer des dégâts; désavantager; blesser; faire tort à; léser-
nuire werkwoord (nuis, nuit, nuisons, nuisez, nuisent, nuisais, nuisait, nuisions, nuisiez, nuisaient, nuisis, nuisit, nuisîmes, nuisîtes, nuisirent, nuirai, nuiras, nuira, nuirons, nuirez, nuiront)
-
causer des dégâts werkwoord
-
désavantager werkwoord (désavantage, désavantages, désavantageons, désavantagez, désavantagent, désavantageais, désavantageait, désavantagions, désavantagiez, désavantageaient, désavantageai, désavantageas, désavantagea, désavantageâmes, désavantageâtes, désavantagèrent, désavantagerai, désavantageras, désavantagera, désavantagerons, désavantagerez, désavantageront)
-
blesser werkwoord (blesse, blesses, blessons, blessez, blessent, blessais, blessait, blessions, blessiez, blessaient, blessai, blessas, blessa, blessâmes, blessâtes, blessèrent, blesserai, blesseras, blessera, blesserons, blesserez, blesseront)
-
faire tort à werkwoord
-
léser werkwoord (lèse, lèses, lésons, lésez, lèsent, lésais, lésait, lésions, lésiez, lésaient, lésai, lésas, lésa, lésâmes, lésâtes, lésèrent, léserai, léseras, lésera, léserons, léserez, léseront)
-
Conjugations for anschlagen:
Präsens
- schlage an
- schlägst an
- schlägt an
- schlagen an
- schlagt an
- schlagen an
Imperfekt
- schlug an
- schlugst an
- schlug an
- schlugen an
- schlugt an
- schlugen an
Perfekt
- habe angeschlagen
- hast angeschlagen
- hat angeschlagen
- haben angeschlagen
- habt angeschlagen
- haben angeschlagen
1. Konjunktiv [1]
- schlage an
- schlagest an
- schlage an
- schlagen an
- schlaget an
- schlagen an
2. Konjunktiv
- schlüge an
- schlügest an
- schlüge an
- schlügen an
- schlüget an
- schlügen an
Futur 1
- werde anschlagen
- wirst anschlagen
- wird anschlagen
- werden anschlagen
- werdet anschlagen
- werden anschlagen
1. Konjunktiv [2]
- würde anschlagen
- würdest anschlagen
- würde anschlagen
- würden anschlagen
- würdet anschlagen
- würden anschlagen
Diverses
- schlag an!
- schlagt an!
- schlagen Sie an!
- angeschlagen
- anschlagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie