Duits

Uitgebreide vertaling voor ablegen (Duits) in het Frans

ablegen:

ablegen werkwoord (lege ab, legst ab, legt ab, legte ab, legtet ab, abgelegt)

  1. ablegen (archivieren; aufheben)
    archiver; ranger
    • archiver werkwoord (archive, archives, archivons, archivez, )
    • ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, )
  2. ablegen (zurücklegen)
    parcourir; accomplir
    • parcourir werkwoord (parcours, parcourt, parcourons, parcourez, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
  3. ablegen (bergen; unterbringen; deponieren; ablagern)
    mettre; placer; déposer; ranger; poser; installer
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
  4. ablegen (setzen; legen; einstellen; )
    mettre; placer; déposer; poser; coucher; situer; stationner; planter
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • coucher werkwoord (couche, couches, couchons, couchez, )
    • situer werkwoord
    • stationner werkwoord (stationne, stationnes, stationnons, stationnez, )
    • planter werkwoord (plante, plantes, plantons, plantez, )
  5. ablegen (weglegen; hinlegen; abstellen; )
    garder; ranger; mettre de côté
    • garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, )
    • ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • mettre de côté werkwoord
  6. ablegen (lagern; hinlegen; deponieren; )
    mettre; préserver; poser qch; garder; déposer; placer; ranger; installer
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • préserver werkwoord (préserve, préserves, préservons, préservez, )
    • poser qch werkwoord
    • garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
    • ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
  7. ablegen (etwas hinlegen)
    poser; déposer; mettre
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
  8. ablegen (deponieren; ablagern; unterbringen; wegbergen)
    mettre; poser; déposer; placer
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
  9. ablegen (unteraus legen; stecken; legen; )
    mettre; déposer; coucher; poser; fixer; insérer; placer; installer; faire asseoir
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • coucher werkwoord (couche, couches, couchons, couchez, )
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • insérer werkwoord (insère, insères, insérons, insérez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
    • faire asseoir werkwoord

Conjugations for ablegen:

Präsens
  1. lege ab
  2. legst ab
  3. legt ab
  4. legen ab
  5. legt ab
  6. legen ab
Imperfekt
  1. legte ab
  2. legtest ab
  3. legte ab
  4. legten ab
  5. legtet ab
  6. legten ab
Perfekt
  1. habe abgelegt
  2. hast abgelegt
  3. hat abgelegt
  4. haben abgelegt
  5. habt abgelegt
  6. haben abgelegt
1. Konjunktiv [1]
  1. lege ab
  2. legest ab
  3. lege ab
  4. legen ab
  5. leget ab
  6. legen ab
2. Konjunktiv
  1. legte ab
  2. legtest ab
  3. legte ab
  4. legten ab
  5. legtet ab
  6. legten ab
Futur 1
  1. werde ablegen
  2. wirst ablegen
  3. wird ablegen
  4. werden ablegen
  5. werdet ablegen
  6. werden ablegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ablegen
  2. würdest ablegen
  3. würde ablegen
  4. würden ablegen
  5. würdet ablegen
  6. würden ablegen
Diverses
  1. leg ab!
  2. legt ab!
  3. legen Sie ab!
  4. abgelegt
  5. ablegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ablegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coucher Übernachtung
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplir ablegen; zurücklegen abmachen; ausrichten; ausüben; betreiben; bewirken; bilden; durchsetzen; eintreten; erfüllen; erledigen; erreichen; erzeugen; fertig bringen; fertigbringen; handeln; herstellen; hinkriegen; leisten; realisieren; schaffen; schütten; sich vollziehen; treiben; tun; verrichten; verwirklichen; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen; vornehmen; wahrmachen; zurechtbringen; zustande bringen
archiver ablegen; archivieren; aufheben archivieren; einchecken
coucher ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen logieren; übernachten
déposer ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; etwas hinlegen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen; wegbergen ablagern; abschicken; aufstellen; aus der Fassung bringen; aushändigen; ausliefern; bergen; bestürzen; darreichen; deponieren; einsetzen; entheben; entsetzen; herüberreichen; hinhalten; hinlegen; hinterlegen; hinüberreichen; installieren; kaitulieren; legen; plazieren; postieren; reichen; senden; stellen; stürzen; unterbringen; verschicken; verwirren; übergeben
faire asseoir ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
fixer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen abwägen; an einander befestigen; anbinden; anblicken; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anregen; anschauen; anschnallen; anschrauben; ansehen; anziehen; aufkleben; ausmachen; befestigen; beglaubigen; begucken; beobachten; besehen; bestimmen; betrachten; beäugen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; einsperren; ermessen; erpressen; fesseln; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festlegen; festmachen; festschnallen; festschrauben; festzurren; gaffen; gucken; haken; heften; hinblicken; klammern; knebeln; koppeln; kuppeln; raten; schauen; schnüren; schätzen; suggerieren; taxieren; verankern; veranschlagen; vorschlagen; zubinden; zuraten; zurren; zuschnallen; zusehen; überschlagen
garder ablegen; abschießen; abstellen; aufbewahren; aufheben; bergen; betten; bewahren; deponieren; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; lagern; niederlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen abschirmen; achtgeben; auf Streifegehen; auf die Seitelegen; aufbewahren; aufheben; aufpassen; aufsperren; beaufsichtigen; behalten; behüten; beibehalten; beiseite legen; beschützen; bewachen; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; einpferchen; einschließen; einsperren; erhalten; festhalten; festsetzen; freihalten; gefangenhalten; handhaben; hüten; im Gefängnis werfen; inspizieren; instandhalten; konservieren; nicht gehenlassen; offenhalten; patrouillieren; schützen; sichern; sicherstellen; vorbehalten; wahren; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen; überwachen
installer ablagern; ablegen; abstellen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablagern; anbinden; anheften; anlegen; aufbauen; aufstellen; ausstatten; bauen; befestigen; beglaubigen; bergen; deponieren; einordnen; einrichten; einräumen; einsegnen; einsetzen; erbauen; errichten; festhaken; festheften; festlegen; festmachen; heften; hinstellen; inaugurieren; installieren; legen; möblieren; unterbringen
insérer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; dazwischen setzen; einbauen; einbetten; einblenden; einflechten; einfuhren; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einräumen; einschalten; einschieben; einschließen; einsetzen; einstechen; einweben; fugen; fügen; hineinpassen; hineinstecken; hineintun; hinstellen; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; schalten; zufügen; zugeben; zulegen
mettre ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; etwas hinlegen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen; wegbergen ablagern; anbinden; anketten; ankleiden; anlegen; anrichten; anziehen; aufstellen; auftischen; auftragen; bauen; bedienen; befestigen; bergen; deponieren; dienen; dokumentieren; einordnen; einrichten; einräumen; einsetzen; eintreten; festbinden; festhalten; festmachen; geben; heften; herbeiführen; heucheln; hinlegen; hinstellen; installieren; kleiden; legen; plazieren; postieren; servieren; sichanziehen; stellen; umbinden; umtun; unterbringen; verankern; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; zumachen; zuziehen
mettre de côté ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen Geld auf der Bank tun; ansammeln; auf die Seite legen; auf die Seite setzen; auf die Seitelegen; aufbewahren; aufräumen; beiseite legen; beiseitelegen; freihalten; hamstern; horten; offenhalten; sammeln; scharen; sparen; versammeln; vorbehalten; wegräumen; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen; übrigbehalten
parcourir ablegen; zurücklegen bereisen; browsen; durchblättern; durchfahren; durchfliegen; durchreisen; durchsehen; durchsuchen; einsehen; examinieren; herumreisen; hindurchreisen; hineinsehen; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen; reisen; umherreisen; überfliegen
placer ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen; wegbergen Kartoffeln anpflanzen; ablagern; anlegen; anpflanzen; aufbewahren; aufstellen; ausfindig machen; bepflanzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einpflanzen; einräumen; einsetzen; einsäen; hinstellen; installieren; investieren; investierenin; lagern; legen; lokalisieren; plazieren; postieren; speichern; stellen; unterbringen
planter ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen bepflanzen; einpflanzen; pflanzen
poser ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; betten; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; etwas hinlegen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen; wegbergen ablagern; anbinden; anheften; aufstellen; befestigen; beglaubigen; benennen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einsetzen; ernennen; festhaken; festheften; festmachen; heften; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; plazieren; postieren; stellen; unterbringen
poser qch ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen
préserver ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen Schutz bieten; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; beaufsichtigen; begrenzen; behüten; beschützen; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; erhalten; haltbar machen; hegen; hüten; konservieren; schutzen; schützen; sichern; sicherstellen; umzäunen; wahren
ranger ablagern; ablegen; abschießen; abstellen; archivieren; aufbewahren; aufheben; bergen; betten; bewahren; deponieren; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; lagern; niederlegen; unterbringen; unterstellen; weglegen; zurücklegen abdecken; ablagern; abräumen; abstellen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einteilen; in den Stall bringen; inOrdnungbringen; lagern; legen; ordnen; parken; scharen; speichern; stauen; unterbringen; unterstellen; versammeln; weglegen; wegräumen; zusammenraffen; zusammenrücken; zusammenscharren
situer ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
stationner ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen aufstellen; deponieren; einordnen; einräumen; einsetzen; hinstellen; installieren; parken; plazieren; postieren; stellen

Synoniemen voor "ablegen":


Wiktionary: ablegen

ablegen
verb
  1. ein Kleidungsstück ausziehen

Ablegen:


Synoniemen voor "Ablegen":