Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Haufen

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Haufen

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Haufen:
  2. häufen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Haufen (Duits) in het Frans

Haufen:

Haufen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Haufen (große Masse; Berg; Masse; Menge)
    la masse; l'abondance; la multitude; la profusion; la grande quantité; le tas; l'amas
  2. der Haufen (Klumpen; Berg; Menge)
    le tas; la masse; la foule; l'amas
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • masse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • foule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • amas [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Haufen (Horde; Menge; Schar; Truppe)
    la foule; la masse; la grande quantité de personnes; la troupe; le des tas de gens; la multitude de gens; le grand nombre de personnes; la meute; l'horde
  4. der Haufen (Menge; Masse; Stapel)
    l'amas; la multitude; la grande quantité; la montagne; la masse; la foule; le tas; la motte; le monceau
    • amas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [la ~] zelfstandig naamwoord
    • grande quantité [la ~] zelfstandig naamwoord
    • montagne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • masse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • foule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • motte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • monceau [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Haufen (Stapel; Ansammlung; Menge; )
    la pile; l'entassement; la montagne; le tas; le monceau; l'amoncellement
  6. der Haufen (Ansammlung; Stoß; Häufung; Masse; Menge)
    l'accumulation; la pile; le tas; l'entassement; le cumul; le ramas; la masse; la quantité; le rassemblement; l'assemblage
  7. der Haufen (Menge; Schar; Schwarm; )
    la foule; la masse; la meute; la troupe; le grand nombre de gens; la multitude de gens
  8. der Haufen
    l'entassement
  9. der Haufen (Clan; Bande; Horde)
    le clan; la bande; la clique
    • clan [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bande [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clique [la ~] zelfstandig naamwoord
  10. der Haufen (Ansammlung; Menge; Häufung)
    l'accumulation; la pile; la collection; le cumul; l'entassement
  11. der Haufen (Zusammenbringen; Sammlung; Ansammlung; Einsammlung; Häufung)
    la compilation; la collection; le recueil

Haufen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Haufen
    la pile; le tas; l'entassements
    • pile [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • entassements [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Haufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abondance Berg; Haufen; Masse; Menge; große Masse Auswuchs; Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Mannigfaltigkeit; Pracht; Prunk; Reichlichkeit; Reichtum; Stattlichkeit; Verschiedenartigkeit; Verschwenderisch sein; Vielzahl; Wollust; Wonne; Zuviel; Überfluß; Überflüssig sein; Übermaß; Überschuß; Üppigkeit
accumulation Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Anhäufen; Ansammeln; Ansammlung; Aufstapeln; Stapeln; Zusammenrottung
amas Berg; Haufen; Klumpen; Masse; Menge; Stapel; große Masse Menge
amoncellement Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Sperrung; Stagnation; Stauung
assemblage Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Kombination; Kopplung; Verbindung; Zusammenfügung; Zusammenlegung; Zusammenschluß; Zusammenschweißung; Zusammensetzung; Zusammenstellung
bande Bande; Clan; Haufen; Horde Ansammlung; Band; Bande; Banderole; Binde; Blende; Clique; Freundeskreis; Horde; Kette; Koterie; Leine; Linie; Meute; Paar; Reihe; Schlagseite; Schlange; Serie; Spielband; Streifchen; Streifen; Strich; Tafelschen; Verband; Volant; Zeile; Zusammenrottung; zwei Personen die zusammen gehören
clan Bande; Clan; Haufen; Horde Art; Clique; Dynastie; Familie; Freundeskreis; Gattung; Geschlecht; Rasse; Stamm; Stammbuch; Stammhaus; Volksstamm
clique Bande; Clan; Haufen; Horde Ansammlung; Clique; Freundeskreis; Zusammenrottung
collection Ansammlung; Einsammlung; Haufen; Häufung; Menge; Sammlung; Zusammenbringen Auflistung; Folge; Kompilation; Reihe; Sammlung; Serie; Zyklus
compilation Ansammlung; Einsammlung; Haufen; Häufung; Sammlung; Zusammenbringen Kompilation; Sammelband; Sammelwerk; Sammlung
cumul Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Anhäufen; Anhäufung; Ansammeln; Aufhäufung; Kapitalbildung; Kapitalbildung/Zusammenfassung; Kumulation; Rollup; Sperrung; Stagnation; Stau; Stauung; Verkehrsstauung
des tas de gens Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe
entassement Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Anhäufen; Anhäufung; Ansammeln; Aufhäufung; Aufstapeln; Sperrung; Stagnation; Stapeln; Stauung
entassements Haufen
foule Berg; Haufen; Herde; Horde; Klumpen; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Stapel; Trupp; Truppe; Volksmenge Angelgerät; Ausschuß; Betrieb; Brut; Emsigkeit; Gedränge; Gedrängtheit; Gelichter; Gemenge; Geschirr; Gesindel; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Gezücht; Kanaille; Lumpengesindel; Masse; Menge; Menschenmasse; Menschenmenge; Mob; Pack; Plebs; Pöbel; Rummel; Schar; Schund; Sippschaft; Treiben; Trupp; Volksmenge; Zeug; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr
grand nombre de gens Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Volksmenge
grand nombre de personnes Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe
grande quantité Berg; Haufen; Masse; Menge; Stapel; große Masse
grande quantité de personnes Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe
horde Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe Bande
masse Ansammlung; Berg; Haufen; Herde; Horde; Häufung; Klumpen; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Stapel; Stoß; Trupp; Truppe; Volksmenge; große Masse Andrang; Ansturm; Bande; Brocken; Emsigkeit; Gedränge; Gemenge; Getreibe; Getue; Gewicht; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Grus; Holzschuh; Horde; Klecks; Klumpen; Masse; Menge; Menschenmasse; Menschenmenge; Meute; Rummel; Schar; Schlichthämmer; Schlägel; Schwarm; Schwere; Stärke; Treiben; Trupp; Tölpel; Volksmenge
meute Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Truppe; Volksmenge Jagd; Jagdexpedition; Jagdpartie; Trieb; Viehpfad; Viehstiege; Viehtrieb
monceau Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß
montagne Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Gebirge
motte Haufen; Masse; Menge; Stapel Brocken; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Plagge; Rasenplagge; Rasenstück; Sode; Torf; Torfboden; Torfmoor; Tölpel
multitude Berg; Haufen; Masse; Menge; Stapel; große Masse Legion
multitude de gens Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Truppe; Volksmenge
pile Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Akku; Akkumulator; Batterie; Stapel
profusion Berg; Haufen; Masse; Menge; große Masse Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Mannigfaltigkeit; Pracht; Prunk; Reichlichkeit; Reichtum; Stattlichkeit; Verschiedenartigkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit
quantité Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Anzahl; Maß; Menge; Partie; Quantität; Quantum; Zahl
ramas Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß
rassemblement Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Ansammlung; Anziehung; Auflauf; Dichtung; Horde; Kram; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium; Schar; Schrott; Schund; Zusammengeraffte; Zusammenlauf; Zusammenrottung; Zusammensetzung; Zusammentun; bei einander Setzung
recueil Ansammlung; Einsammlung; Haufen; Häufung; Sammlung; Zusammenbringen Kompilation; Sammelband; Sammelwerk; Sammlung
tas Ansammlung; Berg; Haufen; Häufung; Klumpen; Masse; Menge; Stapel; Stoß; große Masse Heap; Heuschober; Kram; Menge; Mischmasch; Plunder
troupe Haufen; Herde; Horde; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Truppe; Volksmenge Ansammlung; Bande; Dichtung; Horde; Kram; Meute; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium; Schar; Schrott; Schund; Trieb; Viehpfad; Viehstiege; Viehtrieb; Zusammengeraffte; Zusammenrottung
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bande Band

Synoniemen voor "Haufen":


Wiktionary: Haufen

Haufen
noun
  1. nur Singular: mehrere Menschen, zum Beispiel an einem Ort ungeordnet versammelt
  2. mehrere Teile, Sachen an einem Ort übereinander geworfen, unsortiert abgelegt
    • Haufen → tas
Haufen
Cross Translation:
FromToVia
• Haufen → grappe; groupe ↔ cluster — group or bunch of something
• Haufen → monceau ↔ crowd — group of things
• Haufen → monceau; pile; tas ↔ heap — pile
• Haufen → bande ↔ lot — informal: a number of people taken collectively
• Haufen → ensemble; groupe ↔ lot — number of things taken collectively
• Haufen → monceau; tas; pile ↔ pile — heap
• Haufen → étron ↔ turd — a piece of excrement
• Haufen → pile; tas; monceau ↔ stapel — een gestructureerde hoop spullen

häufen:

häufen werkwoord (häufe, häufst, häuft, häufte, häuftet, gehäuft)

  1. häufen (zusammensuchen; sammeln; versammeln; bündeln; zusammentragen)
    rassembler; ramasser; grouper; assembler; assortir; amasser
    • rassembler werkwoord (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )
    • ramasser werkwoord (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • grouper werkwoord (groupe, groupes, groupons, groupez, )
    • assembler werkwoord (assemble, assembles, assemblons, assemblez, )
    • assortir werkwoord (assortis, assortit, assortissons, assortissez, )
    • amasser werkwoord (amasse, amasses, amassons, amassez, )
  2. häufen (aufhäufen; stapeln; aufstapeln; anhäufen; sich häufen)
    accumuler; empiler; superposer; entasser; amonceler; amasser
    • accumuler werkwoord (accumule, accumules, accumulons, accumulez, )
    • empiler werkwoord (empile, empiles, empilons, empilez, )
    • superposer werkwoord (superpose, superposes, superposons, superposez, )
    • entasser werkwoord (entasse, entasses, entassons, entassez, )
    • amonceler werkwoord (amoncelle, amoncelles, amoncelons, amoncelez, )
    • amasser werkwoord (amasse, amasses, amassons, amassez, )
  3. häufen (angeben; schneiden; aufgeben; )
    fanfaronner; se vanter de
    • fanfaronner werkwoord (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, )
    • se vanter de werkwoord

Conjugations for häufen:

Präsens
  1. häufe
  2. häufst
  3. häuft
  4. häufen
  5. häuft
  6. häufen
Imperfekt
  1. häufte
  2. häuftest
  3. häufte
  4. häuften
  5. häuftet
  6. häuften
Perfekt
  1. habe gehäuft
  2. hast gehäuft
  3. hat gehäuft
  4. haben gehäuft
  5. habt gehäuft
  6. haben gehäuft
1. Konjunktiv [1]
  1. häufe
  2. häufest
  3. häufe
  4. häufen
  5. häufet
  6. häufen
2. Konjunktiv
  1. häufte
  2. häuftest
  3. häufte
  4. häuften
  5. häuftet
  6. häuften
Futur 1
  1. werde häufen
  2. wirst häufen
  3. wird häufen
  4. werden häufen
  5. werdet häufen
  6. werden häufen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde häufen
  2. würdest häufen
  3. würde häufen
  4. würden häufen
  5. würdet häufen
  6. würden häufen
Diverses
  1. häufe!
  2. häuft!
  3. häufen Sie!
  5. gehäuft
  6. häufend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor häufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se vanter de sich Rühmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumuler anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln Geld auf der Bank tun; anhäufen; ansammeln; anwachsen; aufbewahren; aufhäufen; sammeln; scharen; sich vermehren; sparen; stapeln; versammeln; zusammendrängen; übrigbehalten
amasser anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; bündeln; häufen; sammeln; sich häufen; stapeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen Geld auf der Bank tun; anhäufen; ansammeln; auf die Seite legen; aufbewahren; aufheben; aufhäufen; auflesen; aufnehmen; aufsammeln; beiseite legen; bündeln; einsammeln; hamstern; horten; sammeln; scharen; sparen; stapeln; versammeln; zurücklegen; zusammendrängen; zusammenhaufen; zusammenraffen; zusammentragen; übrigbehalten
amonceler anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln anhäufen; ansammeln; aufhäufen; sammeln; stapeln; zusammendrängen
assembler bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen Geld auf der Bank tun; aneinanderkuppeln; ansammeln; assemblieren; aufbewahren; montieren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; zusammenbauen; zusammenfügen; zusammensetzen; übrigbehalten
assortir bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen
empiler anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln anhäufen; ansammeln; aufhäufen; hineinfressen; hinunterschlucken; in die Warteschlange einreihen; sammeln; sich erhöhen; stapeln; verbeißen; zusammendrängen
entasser anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln anhäufen; ansammeln; auf die Seite legen; aufhäufen; beiseite legen; hamstern; horten; sammeln; sich erhöhen; stapeln; zurücklegen; zusammendrängen
fanfaronner angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln angeben; aufschneiden; große Redeführen; großeRedeführen; prahlen; sich brüsten
grouper bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen aneinanderreihen; einteilen; gruppieren; klassifizieren; kombinieren; koppeln; kuppeln; ordnen; sortieren; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; zusammenfügen; zusammenlegen
ramasser bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen abholen; abnehmen; abräumen; akzeptieren; annehmen; ansammeln; aufheben; aufholen; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; beginnen; bündeln; einsammeln; empfangen; entfernen; entnehmen; fortnehmen; hinnehmen; holen; in Empfang nehmen; sammeln; starten; versammeln; wegholen; wegnehmen; zusammenfegen; zusammenkehren; zusammenraffen; zusammentragen
rassembler bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; aufrufen; bei einander bringen; bündeln; einberufen; einsammeln; konzentrieren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; zusammenbringen; zusammenführen; zusammenrufen; zusammentragen; übrigbehalten
se vanter de angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln angeben; aufschneiden; große Redeführen; großeRedeführen; prahlen; rühmen; sich brüsten; sich brüsten mit; sich etwas einbilden auf; sich mit etwas brüsten; sich rühmen mit
superposer anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln anhäufen; ansammeln; aufhäufen; sammeln; sich erhöhen; stapeln; zusammendrängen

Wiktionary: häufen

häufen

Verwante vertalingen van Haufen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1268 seconde
Page rendered in 1.0 seconds