Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Ferien

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Ferien

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Ferien:
- vacances; vacations; congé; jour de congé; année de congé; permission
Wiktionary:
- Ferien → congés, vacances, congé
- Ferien → vacances, vacance

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ferien (Duits) in het Frans

Ferien:

Ferien [die ~] zelfstandig naamwoord

die Ferien (Urlaubszeit; Urlaub; Studienurlaub; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Wahlurlaubstag; Erholung; Bildungsurlaub)
la vacances; la vacations; le congé; le jour de congé; l'année de congé; la permission
- vacances [la ~] zelfstandig naamwoord
- vacations [la ~] zelfstandig naamwoord
- congé [le ~] zelfstandig naamwoord
- jour de congé [le ~] zelfstandig naamwoord
- année de congé [la ~] zelfstandig naamwoord
- permission [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ferien:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
année de congé	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag
congé	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag	Abschied; Ausstoß; Ausstoßung; Diensentlassung; Entlassung; Feiertag; Kündigung; Mietskündigung
jour de congé	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag	Ausgangstag; Feiertag; Ferientag; Festtag; Urlaubstag
permission	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag	Autorisation; Bergpaß; Bevollmächtigung; Bewilligung; Einwilligung; Erlaubnis; Ermächtigung; Gebirgspaß; Genehmigung; Gutheißung; Lizenz; Paß; Permission; Schankkonzession; Urlaubsschein; Vollmacht; Zulassung
vacances	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag	Urlaub; Vakanz; freie Stelle; offene Stelle
vacations	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag

Synoniemen voor "Ferien":

Freizeit; Urlaub

Wiktionary: Ferien

Ferien

noun

Urlaub^[2]
- Ferien → congés; vacances
schulfrei oder arbeitsfrei oder semesterfreie Zeit einer staatlichen Institution, ausgenommen die Wochenenden und Feiertage
- Ferien → vacances

Ferien

noun

permission d’aller, de venir, de s’absenter, de se retirer.
- congé → Entlassung; Ferien

Cross Translation:

From	To	Via
• Ferien	→ vacances	↔ holiday — period during which pupils and students do not attend their school or university
• Ferien	→ vacance	↔ holiday — period taken off work or study for travel
• Ferien	→ vacances	↔ recess — a break, pause or vacation
• Ferien	→ vacances	↔ vacation — holiday, period of leisure time
• Ferien	→ vacances	↔ vakantie — een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen

Verwante vertalingen van Ferien

Ferien Planung