Duits

Uitgebreide vertaling voor verlegen (Duits) in het Frans

verlegen:

verlegen bijvoeglijk naamwoord

  1. verlegen (scheu; schüchtern; verschämt; befangen; zaghaft)
    timide; farouche; embarrassé; gêné; complexé; timoré; craintif; inhibé; d'un air embarrassé
  2. verlegen (schüchtern; befangen)
    retenu; timide; inhibé
  3. verlegen (scheu; schüchtern; befangen; kopfscheu)
    farouche; craintif; rétif

verlegen werkwoord (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)

  1. verlegen (verschieben; verstellen; verrücken; verschleppen)
    déplacer; transférer; transposer
    • déplacer werkwoord (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • transférer werkwoord (transfère, transfères, transférons, transférez, )
    • transposer werkwoord (transpose, transposes, transposons, transposez, )
  2. verlegen (hinausschieben; verschieben; vertagen; aufschieben)
    reporter; ajourner; repousser; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; temporiser
    • reporter werkwoord (reporte, reportes, reportons, reportez, )
    • ajourner werkwoord (ajourne, ajournes, ajournons, ajournez, )
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • renvoyer werkwoord (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • temporiser werkwoord (temporise, temporises, temporisons, temporisez, )
  3. verlegen (rücken; versetzen; verschieben; )
    déplacer; repousser; pousser
    • déplacer werkwoord (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
  4. verlegen (unteraus legen; stecken; legen; )
    mettre; déposer; coucher; poser; fixer; insérer; placer; installer; faire asseoir
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • coucher werkwoord (couche, couches, couchons, couchez, )
    • poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • insérer werkwoord (insère, insères, insérons, insérez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
    • faire asseoir werkwoord
  5. verlegen (verlieren; loswerden; verschleppen; )
    perdre; égarer
    • perdre werkwoord (perds, perd, perdons, perdez, )
    • égarer werkwoord (égare, égares, égarons, égarez, )

Conjugations for verlegen:

Präsens
  1. verlege
  2. verlegst
  3. verlegt
  4. verlegen
  5. verlegt
  6. verlegen
Imperfekt
  1. verlegte
  2. verlegtest
  3. verlegte
  4. verlegten
  5. verlegtet
  6. verlegten
Perfekt
  1. habe verlegt
  2. hast verlegt
  3. hat verlegt
  4. haben verlegt
  5. habt verlegt
  6. haben verlegt
1. Konjunktiv [1]
  1. verlege
  2. verlegest
  3. verlege
  4. verlegen
  5. verleget
  6. verlegen
2. Konjunktiv
  1. verlegte
  2. verlegtest
  3. verlegte
  4. verlegten
  5. verlegtet
  6. verlegten
Futur 1
  1. werde verlegen
  2. wirst verlegen
  3. wird verlegen
  4. werden verlegen
  5. werdet verlegen
  6. werden verlegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verlegen
  2. würdest verlegen
  3. würde verlegen
  4. würden verlegen
  5. würdet verlegen
  6. würden verlegen
Diverses
  1. verleg!
  2. verlegt!
  3. verlegen Sie!
  4. verlegt
  5. verlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verlegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coucher Übernachtung
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
reporter Berichterstatter; Informant; Journalist; Journaliste; Kommentator; Korrespondent
timoré Angsthase; Feigling; Hasenfuß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ajourner aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen vertagen
coucher ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; logieren; setzen; stationieren; stellen; unterbringen; übernachten
déplacer aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken befördern; bewegen; den Standort verändern; etwas umstellen; transponieren; transportieren; umsetzen; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; wegbewegen; zur Seite rücken; überführen; übertragen
déposer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablagern; ablegen; abschicken; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; aus der Fassung bringen; aushändigen; ausliefern; austreiben; beisetzen; bergen; bestürzen; bewahren; darreichen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; entheben; entsetzen; etwas hinlegen; gruppieren; herstellen; herüberreichen; hinhalten; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; hinüberreichen; installieren; kaitulieren; lagern; legen; niederlegen; plazieren; postieren; reichen; senden; setzen; stationieren; stellen; stürzen; unterbringen; verschicken; verwirren; wegbergen; übergeben
faire asseoir ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
faire traîner les choses en longueur aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen faulenzen; trödeln; verzögern; zögern
fixer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen abwägen; an einander befestigen; anbinden; anblicken; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anregen; anschauen; anschnallen; anschrauben; ansehen; anziehen; aufkleben; ausmachen; befestigen; beglaubigen; begucken; beobachten; besehen; bestimmen; betrachten; beäugen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; einsperren; ermessen; erpressen; fesseln; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festlegen; festmachen; festschnallen; festschrauben; festzurren; gaffen; gucken; haken; heften; hinblicken; klammern; knebeln; koppeln; kuppeln; raten; schauen; schnüren; schätzen; suggerieren; taxieren; verankern; veranschlagen; vorschlagen; zubinden; zuraten; zurren; zuschnallen; zusehen; überschlagen
installer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablagern; ablegen; anbinden; anheften; anlegen; aufbauen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausstatten; bauen; befestigen; beglaubigen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einrichten; einräumen; einsegnen; einsetzen; erbauen; errichten; festhaken; festheften; festlegen; festmachen; heften; hinlegen; hinstellen; inaugurieren; installieren; lagern; legen; möblieren; niederlegen; unterbringen
insérer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; dazwischen setzen; einbauen; einbetten; einblenden; einflechten; einfuhren; einfädeln; einfügen; einführen; eingliedern; einlegen; einordnen; einpassen; einräumen; einschalten; einschieben; einschließen; einsetzen; einstechen; einweben; fugen; fügen; hineinpassen; hineinstecken; hineintun; hinstellen; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; schalten; zufügen; zugeben; zulegen
mettre ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbinden; anbringen; anketten; ankleiden; anlegen; anrichten; anziehen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; auftischen; auftragen; austreiben; bauen; bedienen; befestigen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; dienen; dokumentieren; einordnen; einrichten; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; eintreten; etwas hinlegen; festbinden; festhalten; festmachen; geben; gruppieren; heften; herbeiführen; herstellen; heucheln; hinlegen; hinstellen; installieren; kleiden; lagern; legen; niederlegen; plazieren; postieren; servieren; setzen; sichanziehen; stationieren; stellen; umbinden; umtun; unterbringen; verankern; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; wegbergen; zumachen; zuziehen
perdre abhandenkommen; loswerden; verlegen; verlieren; verlorengehen; verschleppen; wegschaffen abhanden kommen; abhandenkommen; ausgleiten; ausrutschen; befreien von; beim Spielen verlieren; den kürzeren ziehen; einsetzen; fortkommen von; gleiten; glitschen; rutschen; schleudern; schlittern; sich von etwas lösen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen; verscherzen; verschwinden; verspielen; verwetten; verwirken; wetten
placer ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen Kartoffeln anpflanzen; ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; anlegen; anpflanzen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausfindig machen; austreiben; beisetzen; bepflanzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einpflanzen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; einsäen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; investieren; investierenin; lagern; legen; lokalisieren; niederlegen; plazieren; postieren; setzen; speichern; stationieren; stellen; unterbringen; wegbergen
poser ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbinden; anbringen; anheften; aufstellen; austreiben; befestigen; beglaubigen; beisetzen; benennen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; ernennen; etwas hinlegen; festhaken; festheften; festmachen; gruppieren; heften; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; plazieren; postieren; setzen; stationieren; stellen; unterbringen; wegbergen
pousser aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken Angst einjagen; abschrecken; andringen; ankurbeln; anregen; anschüren; anstoßen; antreiben; aufgehen; aufkeimen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufregen; aufstoßen; auftreiben; aufwachsen; aus der Keim herauskommen; auskiemen; beunruhigen; bewegen; dringen; drücken; durchsetzen; entspringen; entstehen; erhöhen; ermuntern; ermutigen; erregen; fortdrücken; forthelfen; fortschieben; gedeihen; gären; herandringen; heranwachsen; hervorgehen; hinaufschieben; hochtreiben; in die Höhe treiben; reizen; sauerwerden; schieben; schüren; stimulieren; stoßen; umruhren; verbessern; verscheuchen; verschrecken; vor sich hertreiben; vorausbringen; vorwärts treiben; vorwärtshelfen; wachsen; wegtreiben; weiterhelfen; weiterschieben; zusprechen
renvoyer aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen Angst einjagen; ablehnen; abmarschieren; abschicken; abschieben; abschrecken; absenden; abweisen; beseitigen; echoen; einmarschieren lassen; einsenden; eintauschen; einwechseln; entfernen; entlassen; erstatten; feuern; fortbringen; fortschaffen; hallen; hinweisen auf; reflektieren; rückerstatten; schallen; schicken; spiegeln; suspendieren; tauschen; umtauschen; verabschieden; verscheuchen; verschicken; verschrecken; versenden; vertagen; vertreiben; verweisen auf; wegschaffen; wegschicken; wegsenden; wegtun; widerhallen; widerschallen; widerspiegeln; wiedergeben; zum Versand bringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurückschicken; zurücksenden; zurückweisen; zurückzahlen; zuschütten; zusenden; zuwerfen; zürückschicken
reporter aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen Rollup ausführen; vertagen; zustandebringen
repousser aufrücken; aufschieben; einrücken; hinausschieben; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; vertagen; zur Seite rücken; zusammenrücken Angst einjagen; abhalten; ablehnen; abschieben; abschlagen; abschrecken; abwehren; abweisen; abwenden; aufschieben; ausräumen; ausschlagen; ausschließen; aussperren; beseitigen; entfernen; enthalten; evakuieren; fortbringen; fortschaffen; geringschätzen; herabstossen; hinaufschieben; räumen; sich enthalten; sich wehren; verachten; verrücken; verscheuchen; verschieben; verschmähen; verschrecken; verstossen; verteidigen; vertreiben; verweigern; verwerfen; wegdrängen; wegschaffen; wegschieben; wegtun; wehren; zurückdrängen; zurückhalten; zurücktreiben; zurückweisen
temporiser aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen anhalten; aufhalten; aufschieben; hemmen; hinausschieben; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern; zaudern; zweifeln; zögern; zügern
transférer verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen den Standort verändern; deponieren; stürzen; transponieren; umsetzen; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; weiterleiten; überführen; übertragen
transposer verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen transponieren; umsetzen; versetzen
égarer abhandenkommen; loswerden; verlegen; verlieren; verlorengehen; verschleppen; wegschaffen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complexé befangen; scheu; schüchtern; verlegen; verschämt; zaghaft
craintif befangen; kopfscheu; scheu; schüchtern; verlegen; verschämt; zaghaft Angst haben; eingeschüchtert; scheu; ängstlich
d'un air embarrassé befangen

Synoniemen voor "verlegen":

  • freigeben; herausgeben; publizieren; veröffentlichen
  • abtransportieren; evakuieren
  • verlustig gehen; einbüßen; verbummeln; verdusseln; verklüngeln; verkramen; verlieren; verschlampen; verschludern; verschmeißen; verschusseln
  • verschieben; auf die lange Bank schieben; erneut terminieren; neu planen; umdisponieren; umplanen

Wiktionary: verlegen

verlegen
adjective
  1. Scham, Unsicherheit empfindend
verlegen
verb
  1. publier un ouvrage ou le mettre en vente ; s’emploie généralement au sujet d’un livre.
  2. Placer une chose où l’on ne peut se rappeler par la suite.

Cross Translation:
FromToVia
verlegen décontenancé; confus abashed — embarrassed
verlegen timide bashful — inclined to avoid notice
verlegen timide coy — bashful, shy
verlegen embarrassé; gêné embarrassed — Having a feeling of shameful discomfort
verlegen égarer misplace — to put something somewhere and then forget its location
verlegen reprogrammer; rééchelonner reschedule — to schedule again
verlegen embarrassé shy — embarrassed
verlegen perdre; égarer zoekmaken — zo behandelen dat iets niet meer terug te vinden is

Verlegen:

Verlegen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Verlegen (Verlegung; Versetzung; Wechsel; Umleitung)
    le déplacement; le transfert; le changement; l'alternance; la conversion

Vertaal Matrix voor Verlegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alternance Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel Abwechsellung; Abänderung; Konversion; Metamorphose; Schwanken; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
changement Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel Abwandeln; Abwandlung; Abwechsellung; Abwechseln; Abwechslung; Abänderung; Amendement; Auswechselung; Auswechslung; Ersatz; Formveränderung; Kenterung; Konversion; Metamorphose; Modification; Mutation; Mutieren; Revolution; Saubermachen; Schwanken; Schwenkung; Strafversetzugng; Substitution; Tausch; Transferierung; Transformation; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umdrehung; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschulungf; Umschwung; Umsteigen; Umstellung; Umtausch; Umwandlung; Umwechslung; Variation; Verlegung; Versetzung; Vertauschung; Vertretung; Verwandlung; Verändern; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wechseln; Wende; Wendung; Änderung; Übergang
conversion Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel Abschluss; Abwechsellung; Abwechseln; Abänderung; Auswechselung; Auswechslung; Bekehrung; Ersatz; Konversion; Konvertierung; Metamorphose; Neugestaltung; Saubermachen; Substitution; Tausch; Transformation; Umbau; Umgestaltung; Umkehr; Umrechnung; Umstellung; Umtausch; Umwandlung; Umwechslung; Vertauschung; Vertretung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel; Wechseln; Zurückführung; Zurücknahme; Änderung
déplacement Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel Aufschub; Einschiffung; Fortbewegung; Frist; Galgenfrist; Konversion; Strafversetzugng; Transferierung; Transport; Umschulungf; Umstellung; Verladung; Verlegung; Verschiebung; Verschiffung; Versetzung; Verstellen; Vertagung; Verzögerung
transfert Umleitung; Verlegen; Verlegung; Versetzung; Wechsel Aufschub; Datenübertragung; Durchstellung; Frist; Galgenfrist; Umstieg; Verschiebung; Verstellen; Vertagung; Vertauschung; Verzögerung; Überschreibung; Übertragung; Überweisung

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van verlegen