Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
amüsant:
- drôle; amusant; rigolo; marrant; chouette; agréable; sympa; aimable; de façon sympathique; charmant; agréablement; aimablement; engageant; divertissant; de manière amusante; plaisant; comiquement; comique; gai; espiègle; chic; plaisamment; rigolote; plein d'esprit; humoristique; humoriste; hilarant; bouffon; dérisoire; drôlement; risible; avec humour; sot; sottement; salutaire; doux; gentil; obligeant; gracieuse; très confortable; très agréable; plein de douceur
-
Wiktionary:
- amüsant → drôle
- amüsant → amusant, divertissante, divertissant, amusante
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
amusant:
- schön; toll; spaßig; angenehm; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich; gelungen; komisch; humoristisch; witzig; drollig; lustig; spaßhaft; pfiffig; schelmisch; possierlich; geistreich; ulkig; schalkhaft; possenhaft; fesch; unterhaltsam; unterhaltend; freundlich; sympathisch; hübsch; süß; freundschaftlich; lieb; attraktiv; prima; reizend; liebenswürdig; herzlich; gutaussehend; humorvoll; spasshaft; heiter; ausgelassen
- amuser:
-
Wiktionary:
- amusant → lustig, köstlich, unterhaltsam
- amusant → vergnüglich, amüsant, lustig, Spaß, spaßig, komisch, humorvoll, witzig, scherzhaft, launenhaft, ulkig, spassig
- amuser → unterhalten, amüsieren, belustigen, ergötzen, vergnügen, aufhalten
- amuser → just for fun
- amuser → amüsieren, vergnügen, Spaß haben, spielen, unterhalten, belustigen
Duits
Uitgebreide vertaling voor amüsant (Duits) in het Frans
amüsant:
-
amüsant (komisch; gelungen)
-
amüsant (angenehm; schön; toll; spaßig; gemütlich; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich)
chouette; amusant; agréable; drôle; sympa; aimable; de façon sympathique; marrant; charmant; agréablement; aimablement; engageant; divertissant; de manière amusante-
chouette bijvoeglijk naamwoord
-
amusant bijvoeglijk naamwoord
-
agréable bijvoeglijk naamwoord
-
drôle bijvoeglijk naamwoord
-
sympa bijvoeglijk naamwoord
-
aimable bijvoeglijk naamwoord
-
de façon sympathique bijvoeglijk naamwoord
-
marrant bijvoeglijk naamwoord
-
charmant bijvoeglijk naamwoord
-
agréablement bijvoeglijk naamwoord
-
aimablement bijvoeglijk naamwoord
-
engageant bijvoeglijk naamwoord
-
divertissant bijvoeglijk naamwoord
-
de manière amusante bijvoeglijk naamwoord
-
-
amüsant (spaßig; komisch; humoristisch; witzig; drollig; lustig; spaßhaft; vergnüglich; gesellig; angenehm; pfiffig; vergnügt; schelmisch; possierlich; geistreich; ulkig; schalkhaft; possenhaft; fesch)
drôle; plaisant; comiquement; comique; marrant; rigolo; amusant; chouette; gai; sympa; espiègle; chic; plaisamment; rigolote; de manière amusante; divertissant; plein d'esprit-
drôle bijvoeglijk naamwoord
-
plaisant bijvoeglijk naamwoord
-
comiquement bijvoeglijk naamwoord
-
comique bijvoeglijk naamwoord
-
marrant bijvoeglijk naamwoord
-
rigolo bijvoeglijk naamwoord
-
amusant bijvoeglijk naamwoord
-
chouette bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
sympa bijvoeglijk naamwoord
-
espiègle bijvoeglijk naamwoord
-
chic bijvoeglijk naamwoord
-
plaisamment bijvoeglijk naamwoord
-
rigolote bijvoeglijk naamwoord
-
de manière amusante bijvoeglijk naamwoord
-
divertissant bijvoeglijk naamwoord
-
plein d'esprit bijvoeglijk naamwoord
-
-
amüsant (unterhaltsam; unterhaltend; ergötzlich)
amusant; plaisant; divertissant-
amusant bijvoeglijk naamwoord
-
plaisant bijvoeglijk naamwoord
-
divertissant bijvoeglijk naamwoord
-
-
amüsant (komisch; humoristisch; spaßig; drollig; witzig; lustig; humorvoll; spasshaft; ulkig; heiter; ausgelassen; schalkhaft)
humoristique; drôle; comique; humoriste; marrant; hilarant; rigolo; bouffon; dérisoire; amusant; drôlement; risible; avec humour; sot; comiquement; sottement-
humoristique bijvoeglijk naamwoord
-
drôle bijvoeglijk naamwoord
-
comique bijvoeglijk naamwoord
-
humoriste bijvoeglijk naamwoord
-
marrant bijvoeglijk naamwoord
-
hilarant bijvoeglijk naamwoord
-
rigolo bijvoeglijk naamwoord
-
bouffon bijvoeglijk naamwoord
-
dérisoire bijvoeglijk naamwoord
-
amusant bijvoeglijk naamwoord
-
drôlement bijvoeglijk naamwoord
-
risible bijvoeglijk naamwoord
-
avec humour bijvoeglijk naamwoord
-
sot bijvoeglijk naamwoord
-
comiquement bijvoeglijk naamwoord
-
sottement bijvoeglijk naamwoord
-
-
amüsant (ulkig; lustig; witzig; komisch; spaßig; humorvoll; drollig; schalkhaft; ergötzlich; humoristisch; possenhaft; spaßhaft)
-
amüsant (wohltuend; angenehm; vergnüglich; fein)
plaisant; salutaire; doux; gentil; obligeant; gracieuse; plaisamment; très confortable; très agréable; plein de douceur-
plaisant bijvoeglijk naamwoord
-
salutaire bijvoeglijk naamwoord
-
doux bijvoeglijk naamwoord
-
gentil bijvoeglijk naamwoord
-
obligeant bijvoeglijk naamwoord
-
gracieuse bijvoeglijk naamwoord
-
plaisamment bijvoeglijk naamwoord
-
très confortable bijvoeglijk naamwoord
-
très agréable bijvoeglijk naamwoord
-
plein de douceur bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor amüsant:
Synoniemen voor "amüsant":
Wiktionary: amüsant
amüsant
Cross Translation:
adjective
-
Comique, marrant, rigolo. (Sens général).
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• amüsant | → amusant; divertissante; divertissant; amusante | ↔ amusing — entertaining |
Computer vertaling door derden:
Frans
Uitgebreide vertaling voor amüsant (Frans) in het Duits
amusant:
-
amusant (agréable; chouette; drôle; sympa; aimable; de façon sympathique; marrant; charmant; agréablement; aimablement; engageant; divertissant; de manière amusante)
schön; toll; spaßig; angenehm; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
toll bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
gemütlich bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
geschmackvoll bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
behaglich bijvoeglijk naamwoord
-
herrlich bijvoeglijk naamwoord
-
fabelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
vergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
entzückend bijvoeglijk naamwoord
-
wohltuend bijvoeglijk naamwoord
-
ergötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (marrant; drôle; rigolo)
-
amusant (agréable; délicieux; plaisant; aimable; confortable; avenant; agréablement; intime; conciliant; positif; accommodant; sympathique; divertissant; intimement; familier; avec satisfaction; sociable; confortablement)
-
amusant (drôle; plaisant; comiquement; comique; marrant; rigolo; chouette; gai; sympa; espiègle; chic; plaisamment; rigolote; de manière amusante; divertissant; plein d'esprit)
komisch; amüsant; humoristisch; spaßig; witzig; drollig; lustig; spaßhaft; vergnüglich; gesellig; angenehm; pfiffig; vergnügt; schelmisch; possierlich; geistreich; ulkig; schalkhaft; possenhaft; fesch-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
vergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
schelmisch bijvoeglijk naamwoord
-
possierlich bijvoeglijk naamwoord
-
geistreich bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
possenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
fesch bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (plaisant; divertissant)
amüsant; unterhaltsam; unterhaltend; ergötzlich-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
unterhaltsam bijvoeglijk naamwoord
-
unterhaltend bijvoeglijk naamwoord
-
ergötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (chouette; drôle; sympa; marrant; chic; plaisant)
angenehm; freundlich; gesellig; wohltuend; sympathisch-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
wohltuend bijvoeglijk naamwoord
-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (sympa; joli; chouette; drôle; aimable; bien; sympathiquement; gentil; gentille; plaisant; mignonne; mignon; gai; chéri; amicalement; aimablement; marrant; chère; cher; gentiment; accueillant; amical)
sympathisch; hübsch; schön; nett; süß; freundschaftlich; gesellig; lieb; attraktiv; prima; freundlich; reizend; fein; angenehm; liebenswürdig; herzlich; gutaussehend; erfreulich-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
hübsch bijvoeglijk naamwoord
-
schön bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
süß bijvoeglijk naamwoord
-
freundschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
lieb bijvoeglijk naamwoord
-
attraktiv bijvoeglijk naamwoord
-
prima bijvoeglijk naamwoord
-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
reizend bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
liebenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
herzlich bijvoeglijk naamwoord
-
gutaussehend bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (comique; humoristique; drôle; humoriste; marrant; hilarant; rigolo; bouffon; dérisoire; drôlement; risible; avec humour; sot; comiquement; sottement)
humoristisch; spaßig; drollig; amüsant; witzig; komisch; lustig; humorvoll; spasshaft; ulkig; heiter; ausgelassen; schalkhaft-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
humorvoll bijvoeglijk naamwoord
-
spasshaft bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (drôle; plaisant; espiègle; rigolo; drôlement)
witzig; komisch; drollig; schelmisch; schalkhaft; humoristisch; spaßhaft-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
schelmisch bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
amusant (marrant; drôle; comique; rigolo; plaisant; humoristique)
amüsant; lustig; witzig; komisch; spaßig; humorvoll; drollig; ulkig; schalkhaft; ergötzlich; humoristisch; possenhaft; spaßhaft-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
humorvoll bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ergötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
possenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor amusant:
Synoniemen voor "amusant":
Wiktionary: amusant
amusant
Cross Translation:
adjective
-
humorvoll
-
zum Lächeln, Schmunzeln bringend
-
auf angenehme Weise die Zeit vertreibend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• amusant | → vergnüglich; amüsant; lustig | ↔ amusing — entertaining |
• amusant | → Spaß; spaßig; lustig | ↔ fun — enjoyable, amusing |
• amusant | → komisch; lustig; spaßig | ↔ funny — amusing; comical |
• amusant | → humorvoll | ↔ humorous — full of humor or arousing laughter; funny |
• amusant | → witzig; spaßig; scherzhaft | ↔ jocular — humorous, amusing, joking |
• amusant | → launenhaft | ↔ whimsical — Given to whimsy; capricious; odd; peculiar; playful; light-hearted or amusing |
• amusant | → ulkig; lustig; spassig | ↔ grappig — de lust tot (glim-) lachen opwekkend |
amuser:
amuser werkwoord (amuse, amuses, amusons, amusez, amusent, amusais, amusait, amusions, amusiez, amusaient, amusai, amusas, amusa, amusâmes, amusâtes, amusèrent, amuserai, amuseras, amusera, amuserons, amuserez, amuseront)
-
amuser (jouir de; savourer; jouir; se régaler)
-
amuser (égayer; rejouir; divertir)
ergötzen; sich ergötzen an-
sich ergötzen an werkwoord (ergötze mich an, ergötzest dich an, ergötzt sich an, ergötzte sich an, ergötztet euch an, sich ergötzt an)
-
amuser (plaire; jouir de; sembler bon)
Conjugations for amuser:
Présent
- amuse
- amuses
- amuse
- amusons
- amusez
- amusent
imparfait
- amusais
- amusais
- amusait
- amusions
- amusiez
- amusaient
passé simple
- amusai
- amusas
- amusa
- amusâmes
- amusâtes
- amusèrent
futur simple
- amuserai
- amuseras
- amusera
- amuserons
- amuserez
- amuseront
subjonctif présent
- que j'amuse
- que tu amuses
- qu'il amuse
- que nous amusions
- que vous amusiez
- qu'ils amusent
conditionnel présent
- amuserais
- amuserais
- amuserait
- amuserions
- amuseriez
- amuseraient
passé composé
- ai amusé
- as amusé
- a amusé
- avons amusé
- avez amusé
- ont amusé
divers
- amuse!
- amusez!
- amusons!
- amusé
- amusant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor amuser:
Synoniemen voor "amuser":
Wiktionary: amuser
amuser
Cross Translation:
verb
amuser
-
divertir par des choses agréables.
- amuser → unterhalten; amüsieren; belustigen; ergötzen; vergnügen
adverb
-
(umgangssprachlich) nur zum Spaß, nur zum (eigenen) Vergnügen
- just for fun → juste; pour; amuser
-
(reflexiv), veraltet: schmähend reden
-
reflexiv: sich amüsieren, zerstreuen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• amuser | → amüsieren; vergnügen | ↔ amuse — to entertain or occupy in a pleasant manner |
• amuser | → Spaß haben | ↔ enjoy oneself — take pleasure |
• amuser | → Spaß haben | ↔ have fun — enjoy oneself |
• amuser | → spielen | ↔ play — act in a manner such that one has fun |
• amuser | → unterhalten; belustigen; amüsieren | ↔ vermaken — iemand prettig en leuk bezighouden |
• amuser | → amüsieren | ↔ amuseren — op aangename wijze een indruk op iemand maken, iemand doen (glim)lachen |
Computer vertaling door derden: