Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- heiß:
- heißen:
-
Wiktionary:
- heiß → torride, brûlant, chaud
- heiß → excité, excitée, faire chaud, chaud, chouré, bonne, sexy, ardent, très chaud
- heißen → signifier, vouloir dire, on dit, s’agir de, falloir, ordonner à, enjoindre à, demander à, s’appeler, traiter de, nommer
- heißen → s'appeler, nommer, appeler, appelé
Duits
Uitgebreide vertaling voor heiß (Duits) in het Frans
heiß:
-
heiß (Seksuell gereitst sein; geil; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend)
lubrique; brûlant; chaud; passionnant; excité; excitant; lascif; chaleureux; sensuel; chaleureuse; lascive; chaleureusement; lascivement; ardent; passionné; chaudement-
lubrique bijvoeglijk naamwoord
-
brûlant bijvoeglijk naamwoord
-
chaud bijvoeglijk naamwoord
-
passionnant bijvoeglijk naamwoord
-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
excitant bijvoeglijk naamwoord
-
lascif bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureux bijvoeglijk naamwoord
-
sensuel bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureuse bijvoeglijk naamwoord
-
lascive bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureusement bijvoeglijk naamwoord
-
lascivement bijvoeglijk naamwoord
-
ardent bijvoeglijk naamwoord
-
passionné bijvoeglijk naamwoord
-
chaudement bijvoeglijk naamwoord
-
-
heiß (herzlich; freundlich; schön; sympathisch; entgegenkommend; freundschaftlich; wohlwollend; herzensgut; liebenswürdig; warm; innig)
cordialement; aimable; amicalement; cordial; chaleureusement; bienveillant; amical; chaleureux; aimablement; chaleureuse; affectueux-
cordialement bijvoeglijk naamwoord
-
aimable bijvoeglijk naamwoord
-
amicalement bijvoeglijk naamwoord
-
cordial bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureusement bijvoeglijk naamwoord
-
bienveillant bijvoeglijk naamwoord
-
amical bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureux bijvoeglijk naamwoord
-
aimablement bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureuse bijvoeglijk naamwoord
-
affectueux bijvoeglijk naamwoord
-
-
heiß (geil; wollüstig)
Vertaal Matrix voor heiß:
Synoniemen voor "heiß":
Wiktionary: heiß
heiß
Cross Translation:
adjective
heiß
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• heiß | → excité; excitée | ↔ horny — sexually aroused |
• heiß | → faire chaud | ↔ hot — of the weather |
• heiß | → chaud | ↔ hot — having a high temperature |
• heiß | → chouré | ↔ hot — slang: stolen |
• heiß | → bonne; sexy | ↔ hot — slang: physically very attractive |
• heiß | → ardent; très chaud | ↔ heet — heel warm |
heiß vorm van heißen:
-
heißen (gehalten werden für; lauten; gelten als)
passer pour-
passer pour werkwoord
-
Conjugations for heißen:
Präsens
- heiße
- heißt
- heißt
- heißen
- heißt
- heißen
Imperfekt
- hieß
- hießest
- heiß
- hießen
- hießt
- hießen
Perfekt
- habe geheißen
- hast geheißen
- hat geheißen
- haben geheißen
- habt geheißen
- haben geheißen
1. Konjunktiv [1]
- heiße
- heißest
- heiße
- heißen
- heißet
- heißen
2. Konjunktiv
- hieße
- hießest
- hieße
- hießen
- hießet
- hießen
Futur 1
- werde heißen
- wirst heißen
- wird heißen
- werden heißen
- werdet heißen
- werden heißen
1. Konjunktiv [2]
- würde heißen
- würdest heißen
- würde heißen
- würden heißen
- würdet heißen
- würden heißen
Diverses
- heiße!
- heißt!
- heißen Sie!
- geheißen
- heißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor heißen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
passer pour | gehalten werden für; gelten als; heißen; lauten |
Synoniemen voor "heißen":
Wiktionary: heißen
heißen
Cross Translation:
verb
heißen
-
einen bestimmten Sinn haben
- heißen → signifier; vouloir dire
-
es heißt: es wird erzählt
- heißen → on dit
-
es heißt: es gilt
-
dialektal, veraltet, transitiv: jemanden heißen, etwas zu tun: jemanden anweisen etwas zu tun
- heißen → ordonner à; enjoindre à; demander à
-
genannt werden, den Namen haben
- heißen → s’appeler
-
veraltet, transitiv: jemanden etwas heißen: jemanden als etwas bezeichnen
- heißen → traiter de
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• heißen | → s'appeler; nommer | ↔ be called — to have a specific name |
• heißen | → appeler; appelé | ↔ call — to be called |
• heißen | → appeler | ↔ hight — to call, name |
• heißen | → s'appeler | ↔ hight — to be called or named |
• heißen | → appeler | ↔ heten — op een bepaalde wijze genoemd zijn |