Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Greis

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Greis

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

greis:
- gris; grisâtre; sombre; blême; mat; terne
Greis:
- vieillard; homme aux cheveux gris; vieillesse; fait d'avoir plus de 65 ans
Wiktionary:
- Greis → vieillard
- Greis → vieillard, vieux, vieil homme
- greis → vieux, âgé

Duits

Uitgebreide vertaling voor Greis (Duits) in het Frans

greis:

greis bijvoeglijk naamwoord

greis (graufarbig; grau; finster; dumpf; farblos; falb; dumpfig; düster; flau; glanzlos)
gris; grisâtre; sombre; blême; mat; terne
- gris bijvoeglijk naamwoord
- grisâtre bijvoeglijk naamwoord
- sombre bijvoeglijk naamwoord
- blême bijvoeglijk naamwoord
- mat bijvoeglijk naamwoord
- terne bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor greis:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blême	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	abgespannt; ausgebleicht; beschlagen; blaß; bleich; blind; bösartig; dumpfig; ekelhaft; fahl; falb; farblos; faul; fett; fettig; flau; fleckig; glanzlos; grau; hohl; krätzig; leichenblaß; lumpig; matt; mismutig; nicht hell; räudig; schal; schlaff; schlammig; schlampig; schlapp; schlohweiß; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schneeweiß; schwach; stinkig; stumpf; totenblaß; trostlos; trübe; ungefärbt; unlackiert; unordentlich; verkommen; verschlissen; verschossen; weiß; welk; widerlich
gris	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; blaß; bleich; bösartig; duselig; ekelhaft; fahl; farblos; faul; fett; fettig; fleckig; grau; grauhaarig; halbbetrunken; krätzig; lumpig; mismutig; regnerisch; räudig; saubesoffen; schlammig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmutziggrau; schwer betrunken; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stinkbesoffen; stinkig; stock besoffen; stock betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; trostlos; trüb; trübe; ungefärbt; unordentlich; verkommen; voll; völlig betrunken; widerlich
grisâtre	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	aschengrau; blaß; bleich; bösartig; ekelhaft; fahl; fahlgrau; farblos; faul; fett; fettig; fleckig; grau; graulich; gräulich; krätzig; lumpig; mismutig; räudig; schlammig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmutziggrau; stinkig; trostlos; trübe; unordentlich; verkommen; widerlich
mat	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	beschlagen; bleich; blind; dumm; dumpf; dumpfig; fade; farblos; flau; geschmacklos; glanzlos; grau; hohl; leblos; matt; mattiert; nicht hell; ohne Geschmack; salzlos; schal; schlaff; schlapp; schwach; schweigend; sprachlos; stumpf; trüb; trübe; unanimiert; uninteressiert
sombre	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	Ich bedauere es nicht!; auffällig; außergewöhnlich; außerordentlich; bedrückt; besonders; betrübt; dunkel; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; melancholisch; melancholische; mismutig; mürrisch; niedergeschlagen; pessimistisch; schlechtgelaunt; schwarzseherisch; schwermütig; schwermütige; selten; trauernd; traurig; trostlos; trüb; trübe; trübselig; trübsinnig; unbeleuchtet; verdrießlich; öde; übellaunig
terne	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	abständlich; albern; anspruchslos; ausgebleicht; bei weitem; beschlagen; betäubt; blaß; bleich; blind; blöd; bösartig; doof; dumm; dumpf; dumpfig; duselig; dösig; einfach; ekelhaft; fade; fahl; falb; farblos; faul; fett; fettig; flau; fleckig; freudlos; geistlos; geisttötend; geschmacklos; glanzlos; glatt; grau; hohl; imHandumdrehen; kindisch; kraftlos; krätzig; kühl; lahm; langweilig; leblos; leicht; lumpig; lustlos; matt; mattiert; mismutig; mühelos; nicht hell; nicht schwer; ohne Geschmack; räudig; salzlos; schal; schlaff; schlammig; schlampig; schlapp; schlicht; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schwach; schweigend; seelenlos; simpel; sprachlos; stinkig; stumpf; stumpfsinnig; trostlos; träge; trüb; trübe; unanimiert; unbeseelt; uninteressiert; unordentlich; verkommen; verschlissen; verschossen; welk; widerlich; zurückhaltend

Wiktionary: greis

greis

adjective

gehoben: sehr alt
- greis → vieux; âgé

Greis:

Greis [der ~] zelfstandig naamwoord

der Greis
le vieillard; l'homme aux cheveux gris
- vieillard [le ~] zelfstandig naamwoord
- homme aux cheveux gris [le ~] zelfstandig naamwoord
der Greis (Alter; Greisin)
la vieillesse; le fait d'avoir plus de 65 ans
- vieillesse [la ~] zelfstandig naamwoord
- fait d'avoir plus de 65 ans [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Greis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fait d'avoir plus de 65 ans	Alter; Greis; Greisin
homme aux cheveux gris	Greis
vieillard	Greis	Kuchen; Torte; Törtchen; alter Mensch
vieillesse	Alter; Greis; Greisin	Alter; Altertum; Antike; Greisenalter; Menschenalter

Wiktionary: Greis

Greis

noun

sehr alter Mann
- Greis → vieillard

Greis

noun

homme d’un âge avancé.
- vieillard → Greis

Cross Translation:

From	To	Via
• Greis	→ vieillard	↔ geezer — an old person
• Greis	→ vieux; vieil homme; vieillard	↔ old man — elderly man
• Greis	→ vieillard	↔ grijsaard — oude man

Computer vertaling door derden: